maandag 21 maart 2011

Bij het stoplicht

De vrouw valt. Het is een oude vrouw, op een fiets. Nu: onder een fiets.
Ze doet een poging om overeind te komen, maar het lukt niet.
Ik denk: ‘Wat vreselijk dat die vrouw is gevallen en wat viel ze op een gekke manier, heel langzaam opzij.’ Ik wist niet dat vallen zo lang kon duren.
Ik denk: ‘Ik moet iets doen, ik moet haar helpen opstaan. Wat als ze zich bezeerd heeft? Dadelijk moet er nog een ambulance komen. Dan moet ik samen met haar wachten en kom ik te laat bij college. Wel met een goede reden, die vrouw moet geholpen worden.’
Ik stap af en wil daadwerkelijk naar de vrouw toelopen, als vijf vrouwen door het rode stoplicht aan komen rennen. Eerst zetten ze de fiets overeind, dan de vrouw. De vrouw zwaait met haar armen in het rond en constateert dat alles goed is.
Maar dat is niet zo. De vijf vrouwen kunnen trots zijn op zichzelf, maar ze hebben mij de kans ontnomen om het bystander effect te overwinnen. Als ik nu nog mijn hulp aan zou bieden, zou ik een ramptoerist lijken.
Dus fiets ik door.