woensdag 30 december 2009

Het oude Rome voor vijf denarii per dag

In het begin van mijn studie moesten we dingen leren over het oude Griekenland en de Romeinen. Het interesseerde me totaal niets. Waar anderen lyrisch waren over Homerus en Vergilius, vroeg ik mij af of ik wel de juiste studie had gekozen. Maar nu is er dan toch uiteindelijk een boek gekomen waardoor mijn interesse is gewekt. Een boek waardoor ik Latijn zou willen leren en wat me doet verlangen om naar Rome te gaan. Maar dan wel het Rome zoals dat beschreven wordt in Het oude Rome voor vijf denarii per dag van Philip Matyszak. Dit is een reisgids, maar wel een bijzondere, Het oude Rome voor vijf denarii per dag beschrijft namelijk het Rome in het jaar 200 na Christus. Naast culturele wetenswaardigheden, worden er ook wandelingen beschreven die je zou kunnen maken en er staan zelfs wat voorbeeldzinnetjes in. Het is dus eigenlijk een doodnormale reisgids, met het verschil dat de bestemming nooit meer bereikt zal kunnen worden. Nu was het niet zo'n paradijs dat we dat erg lang moeten betreuren, maar ergens voelde ik toch wat spijt. Misschien moet ik toch eens naar Rome om te kijken wat er nog van de oude glorie over is.

vrijdag 18 december 2009

Zeer

Iemand zei: schrijf een gedicht dat gebaseerd is op een schilderij naar keuze. En toen deed ik dat.

Zeer

Het papier jankt.

Hier is een brug. Links bevinden zich manke honden,
makke schapen en ronde biggen. Rechts zien we
zuchten en vuurrode luchten. We liggen
niet op schema, we liggen nooit op schema.
De tijd is vloeibaar geworden en plooit
zich naar de lijnen naast je mond.

We steken over. We deinen op de planken
en weten niet waar het water heen gaat,
maar later bedenken we dat het in elk geval
verkeerd gaat. We keren om.

Het landschap leert ons schreeuwen.

zondag 13 december 2009

Dingen die fijn zijn

Claudia de Breij schrijft. Onlangs kwam haar nieuwe boek Dingen die fijn zijn uit. Het is een verzameling columns, verhalen en opsommingen van dingen die fijn zijn. Verder is het voornamelijk heel erg Claudia de Breij, als je wel eens een shows en televisieprogramma's van haar hebt gezien, zie je duidelijk overeenkomsten in humor, denkwijze en toon. Dat is knap, lang niet iedereen die leuk overkomt op een podium of op televisie kan dat ook overbrengen op papier. Ik bewonder haar nogal ('fan' heeft al snel een connotatie van posters op de muur, naar elk optreden gaan en in katzwijm vallen als je iemand in het echt ziet), dus toen ik erachter kwam dat ze in de Broese signeerde, ging ik daar natuurlijk heen. Samen met Nicole uiteraard, van wie ik mijn exemplaar via Sinterklaas heb gekregen.

Dus, in navolging van Claudia de Breij, dingen die fijn zijn:
*ergens heen gaan om door Claudia de Breij je boek te laten signeren en erachter komen dat ze net als jij de a's van onderaf begint, op een manier die je verder nog nooit iemand hebt zien doen
*ergens heen gaan om door Claudia de Breij je boek te laten signeren
*ergens heen gaan
*lekker eten
*slapen

Haar cd is overigens ook erg fijn.

zondag 6 december 2009

Blinde vink. Hoe ik leerde vogels kijken

Ik houd van lezen. Ik houd van vogels. Ik lees regelmatig met veel plezier de column van Jean-Pierre Geelen in de Volkskrant. Het was eigenlijk niet meer dan logisch dan dat ik het boek Blinde vink. Hoe ik leerde vogels kijken leuk zou vinden. Hoewel vogels kijken en televisie kijken niet veel overeenkomsten lijken te hebben, lukt het Jean-Pierre Geelen prima om over beide onderwerpen op een humoristische en nuchtere wijze te schrijven. Hij geeft ronduit toe dat vogels kijken lastig is, wat erg geruststellend is, aangezien ikzelf (tot mijn grote ergernis) bijvoorbeeld vaak twijfel over het verschil tussen een sijs en een groenling. In plaats van tot in detail in te gaan op het verschil in verenkleed, legt Geelen juist uit dat het logisch is dat vogelen moeilijk is, omdat die beestjes nooit eens een kwartier lang perfect stil blijven zitten, zodat jij in je vuistdikke vogelboek kan opzoeken welke soort het nu precies is. Dat is ongetwijfeld fijn om te lezen voor iedereen die net doet alsof hij (gewoonlijk hij, volgens Geelen) net als de rest van de groep onmiddellijk die ene vogel ziet én herkent, terwijl hij nog driftig tussen de blaadjes van de boom aan het speuren is. Verder geeft Geelen uitleg over waarom vogels kijken leuk is, zodat het boek ook nuttig is voor de vele vrouwen die nooit eens in het weekeinde gezellig met hun man kunnen ontbijten omdat manlief ergens kou staat te lijden in de hoop een blauwborst te spotten. Een bloedserieuze en fanatieke vogelaar zal dit boek waarschijnlijk niet nodig hebben, maar voor de amateurvogelaar, de beginnende vogelaar én zijn familie is Blinde vink een absolute must.

vrijdag 27 november 2009

De omslag

Het lastige aan een blog is dat je er de beste teksten van jezelf op wilt zetten, maar ook weer niet, omdat je die dan niet meer mag gebruiken voor wedstrijden en publicaties. Ik ben niet in staat om zoveel geniale verhalen en gedichten te produceren dat ik ze overal kan rondstrooien. Geniale dingen zijn sowieso schaars (bij mij, maar zeker ook in het algemeen). Hier dan toch een verhaal, ook te lezen op www.ikvertel.nl

De omslag

Loes was lelijk, maar dat maakte haar niet minder menselijk. Ze kon er niets aan doen dat ze zo lelijk was, al had ze misschien vaker naar de kapper kunnen gaan en modieuzere kleding kunnen dragen. Als mooie meisjes weinig aandacht aan hun uiterlijk besteden, zeggen mensen dat ze een verborgen schoonheid is, maar voor meisjes als Loes zijn ze bitterhard. Loes vond het vreselijk dat ze er zo uitzag, maar ze wilde liever de maatschappij veranderen dan zichzelf. Ze was ervan overtuigd dat knappe mensen gelukkiger waren, en dat is natuurlijk ook zo. Als je zulk pluizig haar had en ogen die je eerder bij een varken zou verwachten dan bij een mens, had je al direct een achterstand die je nooit meer goed kon maken. Aan de andere kant had Loes een voorsprong op een groot deel van de wereldbevolking doordat ze in Nederland geboren was. Soms probeerde ze dat een troost te laten zijn, maar meestal werd ze alleen maar triest van de gedachte dat andere mensen er blijkbaar nog erger aan toe waren. Ze vroeg zich af of kinderen in Afrika ook gepest werden als hun neus een tikkeltje scheef stond. Waarschijnlijk wel. En zij had tenminste altijd voldoende te eten gehad. Behalve die keer toen haar moeder er op zondag achterkwam dat ze was vergeten boodschappen te doen. De dichtstbijzijnde benzinepomp was te ver van hun huis vandaan om erheen te fietsen en haar moeder had geen rijbewijs. Ze smeekte haar echtgenoot om er even met de auto heen te rijden, maar hij weigerde. Zelf durfde ze niet naar de buren om wat brood te lenen, zodat ze uiteindelijk het kapje dat ze buiten voor de vogels had gestrooid weer bijeen raapte en over drie bordjes verdeelde. Dat was in de tijd dat koopzondag nog maar een keer in de maand was. ’s Avonds was Loes voor het eerst in haar leven naar een snackbar geweest.

Nu was ze achttien en van een lelijk eendje veranderd in een onopvallende gans. Zelfs zo onopvallend dat ze niet werd opgemerkt door de auto die haar afsneed, waardoor zij op de grond smakte. Of misschien had de automobilist haar wel gezien, maar vond hij het niet nodig om te stoppen. Hij had het meisje immers niet aangereden, ze had zelf zo hard in haar remmen geknepen dat ze met fiets en al over de kop vloog. Dat hij daarvan de oorzaak was, deed er niet toe. Loes was woedend. Ze sprong op en krijste: ‘Hij stopt niet eens, hij stopt niet eens!’ Tegelijkertijd klopte ze haar broek af. Het was een nieuwe broek en nu zat er een vlek in. Dat maakte haar nog kwader. Pas toen er een man naar haar toekwam om te vragen of het wel ging, merkte ze dat het helemaal niet ging. Haar mond voelde aan alsof iemand er een tennisbal tegenaan had geslagen. ‘Mijn mond’, zei ze en ze proefde aarde en bloed. Het liefst wilde ze op de grond spugen, maar dat zou de man die haar juist zo vriendelijk behandelde vast afstotelijk vinden. Op dat moment was Loes er nog niet van op de hoogte dat ze er sowieso afstotelijk uitzag. Dat zag ze pas toen ze een uur later in de spiegel keek. Drie tanden waren afgebroken en haar neus stond nog schever dan daarvoor. Haar lip was een bloederige massa en haar kin was afgeschaafd. Dat haar mond zeer deed, had ze al gemerkt, maar nu ging de rest van haar lijf mee doen. Zodra ze naar een lichaamsdeel keek en de schade zag, begon het de gepaste pijn te produceren. Loes voelde zich als een mislukte toverfee die dingen in goud kon veranderen door ze aan te raken. Alleen toverde zij pijn tevoorschijn, in plaats van goud. ‘Het doet pijn’, zei ze en haar moeder knikte ernstig en haalde een washandje voor haar.
‘Gelukkig heb je niets gebroken’, zei haar moeder. ‘Behalve je tanden dan. Het had veel erger kunnen zijn.’
Loes vond het zo al erg genoeg.

De volgende dag moest ze een verjaardagscadeau kopen voor haar moeder, die een dag later jarig was. Ze was niet zo erg gewond dat ze niet de stad in kon, dus haar moeder zou het absoluut niet accepteren als ze op haar verjaardag zonder cadeau aan kwam zetten. Bovendien had ze al weken daarvoor haar wensen kenbaar gemaakt, dus het was Loes’ eigen schuld dat ze nu nog iets moest kopen. Loes hield er niet zo van om in de stad rond te lopen. Ze was zich altijd pijnlijk bewust van de blikken die jongens naar sommige meisjes uitzonden. Wellustige blikken, die van het gezicht over het hele lichaam van het desbetreffende meisje gleden. Naar Loes werd nooit gekeken, maar zij keek wel. Ja, ze had zich natuurlijk kunnen beperken tot de etalages en lantaarnpalen, maar de jongens vond ze mooier. Ze wist best dat die jongens haar niet opmerkten, maar ze kon het niet laten om af en toe weg te dromen. Het was niet eens zo dat ze haar negeerden, want negeren doe je bewust. Jongens deelden haar gewoon automatisch in bij de groep ‘niet-interessant’, samen met de kleine kinderen en bejaarden vanaf een jaar of veertig. Er was een periode geweest dat ze zich hier erg druk om maakte, maar inmiddels had ze geleerd om te accepteren dat naar de stad gaan voor haar puur betekende inkopen doen. Daar kwamen verder geen sociale vaardigheden aan te pas. Het was dan ook een schok voor Loes om te merken dat ze vandaag ineens wél volop aandacht kreeg. Niet alleen jongens staarden haar aan, ook duffe huisvrouwen die naar de Hema gingen om nieuw ondergoed te kopen en mannen die onderweg waren naar een lunchafspraak konden hun ogen niet van haar afhouden. Een klein meisje zei: ‘Mama, wat heeft die mevrouw…?’ en werd ruw uit haar blikveld weggetrokken. Zij was de enige die wat vroeg, de rest staarde alleen. Het duurde even voordat Loes doorkreeg dat afstotelijk zijn in een geheel andere categorie valt dan lelijk zijn. Er zijn heel veel mensen lelijk. Al die mensen maken zich voortdurend zorgen dat hun haar niet genoeg glanst en dat ze een pukkel hebben op hun wang, maar niemand kijkt naar hen. Lelijke mensen vallen niet op. Afstotelijke mensen wel. Bij hen valt er niets te redden, ook als ze vaker naar de kapper zouden gaan en modetijdschriften zouden lezen, blijven ze afstotelijk. Tenzij die afstotelijkheid iets tijdelijks is, zoals een gruwelijke wond. Loes begreep dit alles en glimlachte naar de starende mensen. Dat deed zeer, maar dat gaf niets. Zolang ze afstotelijk was, was ze zichtbaar.

Misschien was het daarom niet zo verwonderlijk wat Loes die avond deed. Mensen willen nu eenmaal zichtbaar zijn, vanwege hun sociale karakter. Natuurlijk kun je dat sociale karakter ontkennen door in je kamer te blijven zitten en stripboeken te lezen, wat ze eerst had geprobeerd, maar op de lange termijn werd niemand daar gelukkig van. Loes had ontdekt dat ze er gelukkig van werd als ze werd gezien. Ze sloeg zo hard met haar hoofd tegen haar kamerdeur dat ze zeker wist dat haar neus nooit meer recht zou komen te staan. Voor de eerste keer in haar leven had ze het heft in eigen hand genomen en zichzelf veranderd. Eindelijk was ze niet meer lelijk.

woensdag 18 november 2009

Het boek der illusies

Een roman die gaat over een man, David Zimmer, die vreselijk depressief is omdat zijn kinderen en vrouw bij een vliegtuigongeluk zijn omgekomen. Na maandenlang verwaasd op de bank te hebben gezeten, ziet hij een film van Hector Mann die hem warempel doet glimlachen. Dit doet hem besluiten een boek te schrijven over de films van deze Hector Mann. De inhoud van die films wordt nauwgezet beschreven. Klinkt dat als een interessant verhaal? Niet bepaald. Toch is Paul Auster erin geslaagd om van Het boek der illusies een prettig leesbaar en fijn boek te maken. Dat is knap. Er gebeurt niet bijster veel in het verhaal, hoewel er op een gegeven moment wel met pistolen wordt gezwaaid, maar het zijn ook heel veel beschrijvingen. Beschrijvingen van de films van Hector Mann, beschrijvingen van zijn leven. En toch blijf je doorlezen, omdat je toch geïntrigeerd raakt door deze mysterieuze figuur. Paul Auster is een meester in het tot leven brengen van schijnbaar oninteressante verhalen.

maandag 16 november 2009

Schrijfwedstrijd Piet Paaltjens

Gisteren was de uitreiking van de Piet Paaltjens Schrijfwedstrijd, waarvoor ik genomineerd was. Het bleef bij een nominatie, maar het optreden van Kruisbeek en Van Essen verzachtte de pijn. Er is ook een bundeltje verschenen van de twintig beste verhalen (helaas staat in de inhoudsopgave mijn naam verkeerd). Alleen te koop in Schiedam weliswaar, maar wel leuk. Bovendien hebben Nicole en ik nu zelf kunnen meemaken hoe deprimerend Schiedam is en dat is in elk geval wat waard.

Schiedam (door François Haverschmidt, oftewel Piet Paaltens)

Een kijkjen in uw oud Schiedam.
Och wil niet gansch vergeten!
Gij hebt er toch zeker ook menig uur
Van waar genot gesleten.


Een onafboenbre roetkorst kleeft
(Dat 's waar) aan iederen gevel,
En over havens en straten hangt (zweeft)
Er een eeuwige steenkolennevel.

Ook zou alleen een verkouden mensch
Op zijn eerewoord durven ontkennen,
Dat het makkelijk valt, om aan den geur
van deze stad te wennen.

Hier mengt de gist haar zoetigen walm
Met zure spoelingsdampen,
Wijl mestossenstal en beschadigde gerst
Om den prijs van uw neusorgaan kampen.

En voeg daar nu de wasems bij
Die er onophoudelijk stijgen
Uit glasblazerij en kaarsenfabriek
Dan zoudt ge er genóeg van krijgen.

Gelukkig maar dat de boventoon
In het koor van al deze stanken
Toch altoos blijft en blijven zal
Aan den edelsten aller dranken.

Dien drank die van ons Hollandsch volk
Het nakroost van stoere reuzen (van watergeuzen),
Nog eenmaal, zegt men, een bende maakt
Van louter jeneverneuzen...

Doch zoo er dus wel dit en dat
Op haar viel af te dingen,
Voor u toch knoopen zich aan Schiedam
Ook schoone erinneringen.

Ik meen, gij vindt er nu en dan
Wel uren en wel menschen,
Die gij bij poozen van heeler hart
Terug zoudt kunnen wenschen.

In ieder geval (daar sta ik voor in)
Schuilt er tusschen de branderijen
Nog meer dan eentje, die er U
Terugwenscht tusschenbeien.

Zij gunnen u de weelde wel
Van het frissche buitenleven,
Doch hadden met dat al wàt graag
Dat ge onder (bij) hen waart gebleven.

En ging dat niet langer, in vredesnaam,
Ze willen dan maar denken,
Dat gij hun in uw binnenste soms
Nog een vriendelijken groet blijft schenken.

Zoon groet ook vraagt, zoo vaak uw oog
Weer eens rust op dit stadsgezichtje,
Voor hem en zijn huis in het Zwart Schiedam
De maker van dit dichtje.

http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/paaltjens/
http://www.bibliotheekwaterweg.nl/content/view/621/136/

woensdag 11 november 2009

De dochter van de circusdirecteur

In de verhalenbundel Een zeldzame vogel van Jostein Gaarder staan erg interessante verhalen met veel (filosofische) ideeën. De thema's van deze verhalenbundel komen overduidelijk terug in De dochter van de circusdirecteur. Ook hier gaat het over ideeën. De hoofdpersoon, Petter, is iemand met zo'n rijke fantasie dat het hem eigenlijk te veel is, de ideeën blijven gewoon komen. Hij heeft echter niet het geduld om een idee uit te werken, er een boek van te maken, omdat hij ondertussen alweer allerlei nieuwe dingen heeft bedacht. Een herkenbaar thema, wat mij betreft. Petter is echter niet alleen door zijn fantasie een extreem figuur, hij is ook erg intelligent en asociaal. Hoewel hij steeds beweert veel mensenkennis te hebben, lijkt hij niet echt deel uit te maken van de maatschappij en is hij erg op zichzelf gericht. Zo speelt hij nooit met kinderen, hij heeft genoeg aan zijn fantasie. Ook als hij volwassen is, is zijn fantasie genoeg voor hem, omdat hij daar zijn geld mee gaat verdienen. De dochter van de circusdirecteur is een gewaagde roman, in die zin dat het ontzettend lastig is om over een geniaal persoon te schrijven als je niet zelf geniaal bent. Af en toe worden er voorbeelden gegeven van de boekideeën die Petter bedenkt en die volgens hem gegarandeerd een succesvol boek kunnen worden, maar die volgens mij niet allemaal erg origineel of spannend zijn. Sommige zijn dat echter wél en ook de plot is goed doordacht, waardoor deze roman een mooi en vooral een erg interessant en fantasierijk boek is.

dinsdag 10 november 2009

Louter

Ik vind het leuk om boodschappen te doen in Winkelcentrum Kanaleneiland, hét kleurrijkste winkelcentrum.

Mannelijke, typisch Hollandse vakkenvuller: "Dat is toch een rare naam, hè? Dat is toch een rare naam, hè? Michel, voor een jongen!"
Tweede vakkenvuller, een meisje wier ouders vermoedelijk geboren zijn in Turkije of Marokko: "Ik weet niet. Je hebt toch ook Michael?"
Eerste vakkenvuller: "Vind jij Michael een rare naam? Nee, maar dat komt: Michael is een echte Hollandse naam. Een echt Hollandse naam is dat!"

Naast boodschappen doen, schrijf ik soms ook een gedicht.

Louter

Later zaten we in lotushouding op de grond
en beeldden ons in dat we genoeg hadden
aan het veroorzaken van spierpijn.

Daarna doolden we doelloos rond,
maar dat was precies de bedoeling.

Dit zou ons beter zuiveren dan een douche,
toch moest de vloer nodig gestofzuigd worden.

Wees gerust. Ook aan meditatie komt een einde.

woensdag 4 november 2009

Het zwijgen van Maria Zachea

Het mooie aan Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer is dat het waargebeurd is. De ondertitel van dit boek is 'een ware familiegeschiedenis' en dat is het precies. Maria Zachea is de grootmoeder van Judith Koelemeijer. Ze woonde in de Zaanstreek en had dertien kinderen, waarvan er twaalf nog leven. Een voor een laat Koelemeijer ze aan het woord, van het oudste kind naar het jongste. De kinderen vertellen over hoe zij hun jeugd beleefden en omgaan met het verzorgen van hun 'moe'. 'Moe' praat niet tot nauwelijks meer en het is interessant om te lezen dat zij daar elk hun eigen theorieën over hebben. Nu interesseert het thema 'zwijgen' mij buitengewoon, vandaar dat ik veel zin had om Het zwijgen van Maria Zachea te lezen. Wel was het lastig om alle kinderen uit elkaar te houden, ik was geneigd om ze heel basaal in te delen in 'professoren', 'vrouwen', 'werkers'. Geen schande, zo deelden ze zichzelf ook in. Juist door de veelheid aan perspectieven en de verwarring die daardoor ontstaat, is dit boek zo 'waar': in het echt zijn er natuurlijk ook zoveel verschillende visies geweest en werd er wel eens wat vergeten over de kinderen. Verjaardagen werden bijvoorbeeld niet gevierd. Het zwijgen van Maria Zachea is een aanrader voor iedereen die houdt van familiegeschiedenissen en boeken over de twintigste eeuw.

zaterdag 31 oktober 2009

Espresso-fictie

Op ruwe planken (http://www.opruweplanken.nl/) heeft een wedstrijd georganiseerd waarbij je uitgedaagd wordt om een verhaal van zestig woorden te schrijven. Ik had meegedaan, samen met nog ruim driehonderd anderen. Ik ben verder niet genomineerd, wat ook niet verbazingwekkend is met zoveel inzendingen. Het lijkt me ontzettend lastig te jureren, in zestig woorden is veel mogelijk. Toch ben ik wel tevreden over mijn inzending:


Op haar verjaardag gaf haar vriend haar oorbellen in de vorm van hoefijzers. Eerst was ze blij, maar later bleek dat de punten van de hoefijzers steeds naar beneden draaiden. Een week later maakte hij het uit. Ze voelde het geluk uit haar oren sijpelen.

vrijdag 30 oktober 2009

Alles nieuw

Twee van mijn favoriete gedichten/versjes zijn Twijfellied en Ozo heppie van Joke van Leeuwen. Ze zijn oorspronkelijk voor kinderen bedoeld, maar dat maakt natuurlijk niets uit. Ik heb haar een keer zien optreden bij Saint Amour en dat deed ze geweldig, dus toen ik haar roman Alles nieuw zag staan, was ik direct nieuwsgierig. Alles nieuw gaat over Ada, een oude vrouw die geen contact meer heeft met haar dochter, en over Lara, een jonge kunstenares die in alles een project ziet en een kamer huurt bij Ada. De hoofdstukken zijn afwisselend vanuit het perspectief van Lara en van Ada geschreven. Opvallend daarbij is dat Ada vanuit de derde persoon wordt beschreven, terwijl Lara vanuit de ik-persoon vertelt. Joke van Leeuwen lijkt redelijk luchtig te schrijven, er zitten erg mooie en grappige beelden (letterlijk en figuurlijk) beelden in deze roman, maar de thema's zijn eigenlijk erg serieus. Alleen het einde van de roman vond ik ietwat kort door de bocht, ik was veel liever nog een stuk verder met deze personen meegereisd, ik wilde weten hoe het verder ging.

dinsdag 27 oktober 2009

Analyse van het stoppen met lezen

Dit jaar wordt er opnieuw een editie gehouden van 'Het verhaal der Lage Landen', oftewel de 'CJP kortverhalenwedstrijd', die ik vorig jaar gewonnen heb. In dit kader ben ik geïnterviewd, het resultaat is hier te lezen: http://www.cjp.be/nieuws/2009/10/25/marleen-van-der-velden

Verder heb ik ook nog een kort prozastukje geschreven. Hopelijk lukt het me om snel ook weer een langer verhaal te schrijven.

Analyse van het stoppen met lezen

De eerste manier is de meest voor de hand liggende: stoppen met lezen omdat het boek uit is, omdat je de laatste bladzijde hebt omgeslagen en zelfs de dankbetuiging uitgespeld hebt.

De tweede is de manier van de tijd. Om precies elf uur zal je je boek dichtslaan en gaan slapen. Om precies vijf uur ga je koken. De derde manier is die van de bladzijde. Bij pagina vijfendertig leg je je boek weg. De vierde manier is die van de witregel. Als je bij het volgende hoofdstuk bent, ga je de hond uitlaten.

De vijfde is de manier van de externe omstandigheden. Je moeder pakt je boek af en snauwt dat je nú moet gaan slapen. Je kinderen jengelen dat ze honger hebben. De hond staat blaffend bij de deur.

Combinaties zijn natuurlijk ook mogelijk. Mensen beginnen ongedurig met hun voet te tikken, maar jij leest om precies acht uur nog snel de laatste bladzijde uit.

donderdag 22 oktober 2009

Optredens

Gisteren heb ik opgetreden bij Onbederf'lijk Vers. Ik deelde samen met Adriaan van Dis en Ivo Allewaert het podium in de bibliotheek en dat pakte (volgens mij) erg goed uit. Ik heb er erg van genoten, het publiek hopelijk ook. Soms lachten ze, dat leek me een goed teken.

Aanstaande zondag treed ik ook weer op, bij het Poëthement in bibliotheek Eindhoven. Dit is voor een kleiner publiek weliswaar en ook maar voor vijf minuten, maar ik verheug me er toch op. Meer informatie op: http://www.dse.nl/node/view/2595

zondag 18 oktober 2009

J. Kessels: the novel

Ik had al eerder romans van P.F. Thomése gelezen. Het poëtische Schaduwkind, wat ik erg mooi en ontroerend vond, en Het zesde bedrijf, een historische roman. Deze twee romans verschilden al erg van elkaar, maar J.Kessels: the novel is weer een heel ander soort roman, namelijk een reisverslag. Overigens valt te hopen dat deze reis nooit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De titel doet vermoeden dat het over Jos Kessels gaat, omstreeks Eindhoven een Bekende Nederlander, ik weet eigenlijk niet of dat ook voor andere delen van Nederland geldt. En inderdaad speelt Jos Kessels een rol in deze roman en doet hij daarin precies wat men van J. Kessels verwacht: muziek luisteren, roken en af en toe zich ergeren, maar het hoofdpersonage is hij niet. Ook P.F. Thomése zelf is een personage, het personage van de Schrijver. Hierdoor is het boek vanuit een interessant perspectief geschreven, want Thomése doet dus verslag van een bizarre reis die van Tilburg naar Hamburg gaat en van daaruit weer naar Breda. Er gebeuren zulke absurde dingen dat je denkt dat het nooit echt gebeurd kan zijn, maar dan staat er op bladzijde 145: "En dan maar roepen dat ik - omdat ik toevallig de Schrijver in het gezelschap was - het allemaal zelf zou hebben bedacht. Echt niet! Dan had ik voor mezelf heus wel een comfortabeler positie verzonnen, dacht ik zo." Zinnen als deze maken de roman leuk om te lezen en hoewel het soms gruwelijk is, moest ik ook af en toe hardop lachen. Er worden grappige beschrijvingen geschreven en dialogen worden precies zo weergegeven als ze uitgesproken zijn. Dialect en Duits wordt dus niet geschuwd. Ik weet niet of deze roman ook een aanrader is voor mensen die nooit de columns van J. Kessels hebben gelezen en ergens boven de rivieren wonen, maar ik vermoed dat ook op hen de humor en absurditeit vat zal hebben.

woensdag 14 oktober 2009

Knieën en haren

Knieën en haren

‘Ik word later zangeres’, zei Susie. ‘En jij?’
‘Ik wil later plakband worden’, zei Ester.
‘Kan niet.’ Geluid van voorbijrazend verkeer. ‘Bedoel je het rolletje of de houder?’
‘Allebei.’
‘Kan niet. Dat zijn twee losse onderdelen. Je kan geen twee dingen tegelijk zijn.’
Ester rukte een handvol haar uit Susies hoofd.

Patricia zette het kind op de onderste trede van de trap. Dat had ze op televisie gezien. ‘Nu blijf je hier een kwartier zitten. Je bent heel stout geweest.’
Ester bleef een kwartier lang op de trap zitten. Hardop telde ze tien keer tot zestig. Elke keer als ze bij tien was, kwam er een nieuwe vinger uit haar vuist tevoorschijn, totdat het geen vuisten meer waren, maar gewoon handen met wat omgebogen vingers. Toen alle vingers uitgestrekt waren, vouwde ze haar linkerhand weer dicht en telde nog vijf keer. Precies op het moment dat ze voor de laatste keer ‘zestig!’ riep, kwam Patricia weer terug.
‘Begrijp je wat je fout hebt gedaan? Je mag geen geweld gebruiken. Je had een hele pluk van Susies haar in je hand!’
‘Dat hoorde niet meer bij Susie.’
Patricia moest zich inhouden om haar geen klap te geven, maar ze wist zich te bedwingen. Als ze nu haar dochter zou slaan, zou dat haar opvoedkundige boodschap niet ten goede komen. ‘Ga haar je excuses aanbieden.’

‘Sorry Susie.’
‘Zullen we samen muziekschooltje spelen?’

Op school. Het was pauze.
‘Zijn jullie zusjes?’
‘Ja’, zei Ester.
‘Nee’, zei Susie.
‘We wonen in hetzelfde huis.’
‘We hebben niet dezelfde ouders.’
De hele klas luisterde geïnteresseerd. Juf Annika zou vreselijk jaloers zijn geworden als ze de leergierigheid op hun gezichten had gezien, maar ze was druk bezig met koffiezetten voor meneer Toon.
‘Jullie hebben toch dezelfde vader?’, vroeg hun buurjongen.
‘Dat is mijn vader’, zei Susie. ‘We wonen met mijn ouders en met de moeder van Ester in één huis.’
‘Dat heet een harem’, zei een wijsneus. ‘Hun vader heeft meerdere vrouwen, dan heb je een harem. Heb ik gelezen.’
Susie sloeg hem een bloedneus.
‘Dat is mijn vader’, herhaalde ze. ‘Ester heeft geen vader.’

De volgende dag begonnen ze Ester het hoerenkind te noemen.

‘Als ik iemand een bloedneus sla, hoe lang moet ik dan op de trap zitten?’
‘Hoezo?’ Patricia keek wantrouwend naar haar dochter. ‘Je hebt toch niet gevochten, hè?’
‘Nee.’ Zij niet. Nog niet.
‘Geweld is slecht. Als jij iemand slaat, moet je minstens een half uur op de trap zitten.’
‘En Susie?’
‘Als je Susie zou slaan, zou je op de trap moeten slapen.’
Ester zuchtte geïrriteerd. ‘Neehee, wat als Susie iemand zou slaan?’
‘Dan zou Myrna een straf voor haar bedenken. Maar Susie is een veel liever meisje dan jij, zij zou nooit zomaar iemand slaan.’
‘Pff’, deed Ester.
‘Je bent toch niet aan het klikken? Dan moet je ook een half uur op de trap zitten.’
Geluid van voorbijrazende auto’s.

Geluid van een motorfiets.
‘Het is Henk!’ Patricia’s stem, vol afgrijzen.
Ester rende naar de deur.
Susie was er eerder. Ze duwde Ester opzij en rende de tuin in. Ester schaafde haar knie aan de tegels, maar krabbelde snel overeind. De man in motorpak, compleet met paardenstaart en lange baard, keek even vertwijfeld naar de twee kinderen. Zag de krullen waarin hij Patricia herkende en liep naar Ester toe.
‘Hoi Ester.’
‘Hoi papa.’ Het oefenen ’s avonds in bed had geholpen, de woorden rolden heel natuurlijk uit haar mond.
‘Kan die motorfiets vliegen?’, vroeg Susie.
‘Zoals die van Hagrid’, verduidelijkte Ester.
Henk knikte vastberaden. Haalde een paraplu tevoorschijn en knipoogde naar hen.

‘Het is een lastig kind’, zei Patricia. ‘Heel anders dan Susie. Susie kan ontzettend mooi zingen, weet je. Ester is eigenlijk nergens goed in. Maar ja, dat had ik ook niet verwacht.’
Henk schudde zijn hoofd.

‘Wil je mijn school zien?’
Henk wilde heel graag Esters school zien.
Bij het hek stond een groepje kinderen. ‘Kijk, daar heb je dat hoerenkind weer.’
‘Heb je hen weleens een pak slaag gegeven?’, informeerde Henk.
‘Mama zegt dat geweld slecht is.’
‘Dat komt omdat Patricia een vrouw is. Vrouwen houden niet van pijn.’
Ester dacht aan de schaafwond op haar knie. ‘Ik ook niet.’
‘Jij bent ook een vrouw.’
‘Maar ik houd wel van geweld.’
Henk lachte. ‘Dat komt omdat je een kind bent.’
‘Hoe een kind.’
‘Een bijzonder kind.’

Later aten ze frietjes in een snackbar waar één tafeltje stond.
‘Ga je straks weer weg?’
‘Ja’, gaf Henk toe.
‘Weer zes jaar?’
‘Dat weet ik nog niet.’
‘Mag ik mee?’, zei Ester zacht.
‘Natuurlijk. Tenminste, als je op een motor durft.’
Ester durfde te vliegen.

‘Papa, ik wil later plakband worden.’
‘Waarom geen nietmachine?’
Ester knikte tevreden.

zondag 11 oktober 2009

Piet Paaltjens Schrijfwedstrijd

Inmiddels is bekend dat ik bij Onbederf'lijk Vers het podium zal delen met Adriaan van Dis en Ivo Allewaert. Verder heb ik te horen gekregen dat ik samen met negentien anderen genomineerd ben voor de Schrijfwedstrijd Piet Paaltjens in Schiedam. De drie winnaars worden 15 november bekendgemaakt, maar ik ben natuurlijk al erg blij met deze nominatie. De laatste tijd heb ik mij vooral gericht op het dichten, maar hieruit blijkt dat er ook nog steeds mensen zijn die mijn proza graag lezen.

woensdag 7 oktober 2009

De mooiste dagen zijn het ergst

De kaft van De mooiste dagen zijn het ergst van Anke Scheeren deed me onmiddellijk aan Wie scheep gaat van Raschja Peper denken. Dat vond ik een erg mooi boek en juist daarom wist ik niet of het nu positief of negatief was dat deze roman me eraan deed herinnerde. Op beide omslagen zijn badeendjes te zien, beide romans gaan over het onderzoeken van zeestromingen door het loslaten van badeendjes. Tot zover deze vergelijking.
De mooiste dagen zijn het ergst is het debuut van Anke Scheeren, die in 2004 de voorronde van Write Now! Maastricht won. Dat is te merken. De roman is in een onmiskenbare writenowstijl geschreven. Dat is niet erg, integendeel, het maakt het boek prettig leesbaar. Wrang, humoristisch en bij vlagen wat dramatisch. De roman gaat over Lena, wier moeder in Frankrijk woont en ziek is. Ze woont in een sporthal die gesloopt gaat worden en weet niets van haar vader, behalve dat hij Oscar heet. Na de dood van haar moeder komt daar verandering in. Ik vond het een mooie roman, alleen de hoeveelheid motto's vond ik lichtelijk overdreven en onnodig. Het is te hopen dat Anke Scheeren meer romans zal schrijven.

dinsdag 6 oktober 2009

Hij leest een boek

Hij leest een boek

Sinds de boom is vervangen door de maan
loopt hij rond in verwarring en vergt zelfs
het vasthouden van de vulpen te veel inspanning.

De roos en de vis staan nog steeds naast elkaar,
maar het vuur is verdwenen, men hecht meer belang
aan sokken. Veilige warmte is hem te saai, dus
neemt hij de benen. Niet naar plaatsen met apen
en noten, maar naar tuinen vol mussen en kabouters
die Pim en Sam heten.

En hij denkt dat de wereld is als een avi-niveau,
hoe moeilijker hoe beter.

woensdag 30 september 2009

Bruidsvlucht

Vorig jaar heb ik op Manuscripta als een van de eersten Bride Flight mogen zien. Ik houd eigenlijk niet zo van films, maar deze film vond ik onverwacht mooi. Al in een van de eerste minuten, als het vliegtuig met de vier hoofdpersonages zich in een storm bevindt, stonden de tranen me in de ogen. En omdat het boek Bruidsvlucht van Marieke van der Pol in onze boekenkast staat, besloot ik ook de roman te lezen. In tegenstelling tot een hoop andere romans waar ook een film van is, is deze roman niet verfilmd. Het script was er eerst, daarna heeft Van der Pol er een roman van gemaakt. Het verhaal sluit daardoor heel precies aan bij de film. Normaal gesproken gaan er details verloren bij verfilmingen, maar hierbij kwamen er juist details bij, kon het verhaal uitgebreider verteld worden. Een hele verrijking. Bruidsvlucht gaat over vier jonge immigranten: Ada, het protestantse Zeeuwse meisje dat ongetrouwd zwanger is geraakt en nu moet trouwen met de eveneens protestantse Derk, Marjorie, die Nederland ontvlucht om samen met haar vriend Hans haar (kinder)dromen te kunnen vervullen, Esther, een joodse mode-ontwerpster en Frank, die tijdens de reis verliefd wordt op Ada. Het verhaal is een raamvertelling, de drie vrouwen ontmoeten elkaar weer op de begrafenis van Frank. Elk hebben ze veel meegemaakt, hun levens zijn onlosmakelijk met elkaar en met Frank verbonden, al is het omgeven met geheimen. Het mooie aan dit verhaal is dat het over normale mensen gaat en dat heel hun levens worden beschreven. Het is een ontzettend realistisch verhaal, waardoor je echt mee gaat leven met de personages en blijft hopen dat alles goedkomt, al weet je dat het onmogelijk is dat álles ooit goedkomt. Alleen de schuingedrukte stukken lijken wat lukraak te zijn gekozen, maar dat is dan ook het enige minpunt. Dus: als je van films houdt, kijk die film. Houd je van boeken, lees dat boek.

donderdag 17 september 2009

Onbederf'lijk Vers

Ik mag meedoen met Onbederf'lijk Vers! Dat betekent dat ik 21 oktober samen met een bekende en een (nog) onbekende dichter ergens in Nijmegen op zal treden. Meer informatie op: http://www.onbederflijkvers.nl/

woensdag 9 september 2009

Een akkefietje

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon vond ik een geweldig boek. Als ik het me goed herinner, wilde de hoofdpersoon Christopher niet dat zijn eten elkaar raakte, iets wat ik erg herkenbaar vond. Toen ik Een akkefietje van dezelfde schrijver in de kast zag staan, had ik dan ook direct zin om het te lezen. Een akkefietje is een volwassenenroman, maar de opbouw is voor een deel hetzelfde. De roman bestaat uit vele relatief korte hoofdstukken, waarin het verhaal van de familie Hall vanuit verschillende perspectieven beschreven wordt. Centraal staat George, die vermoedt kanker te hebben als hij een raar plekje op zijn heup ontdekt. Vanaf dat moment loopt eigenlijk alles mis, zijn vrouw vindt het moeilijk dat George nu met pensioen is in verband met haar minnaar, zijn dochter wil trouwen met een man die zij niet echt goedkeuren en zijn zoon twijfelt of hij zijn vriend mee moet brengen naar deze trouwerij. Gebeurtenissen stapelen elkaar op, maar omdat alles vanuit meerdere perspectieven verteld wordt, wordt het nergens ingewikkeld. Integendeel, de roman is in een heldere en humoristische stijl geschreven. Hoewel er nogal dramatische ontwikkelingen plaatsvinden, gaat het wel over doodnormale mensen, wat de roman herkenbaar maakt. Ik hoop van harte dat Mark Haddon nog meer van zulke romans zal schrijven.

zondag 6 september 2009

Graal

Graal

Er was eens een meisje dat samen met een oude tovenaar en haar vader, die koning was, in een gigantisch kasteel woonde. Het kasteel werd beschermd door vele ridders, die ’s nachts met z’n allen in een houten huis op de binnenplaats van het kasteel sliepen en ’s middags aan een ronde tafel lunchten. Het meisje was erg ongelukkig, want het kasteel was tochtig en koud en ze moest elke dag weer zes trappen van elk 85 treetjes af om van haar slaapkamer bij de eetzaal te komen. De middagen besteedde ze aan spinnen, maar dat was zo slaapverwekkend dat er ’s avonds een ridder moest komen om haar de 510 treden op te dragen. De ridders vonden dat helemaal niet erg, want de prinses was de mooiste vrouw van het hele land. Hoewel ze een voorliefde had voor vette wilde zwijn en konijnenbout en daardoor niet bepaald een slanke den was, had ze wel heel mooie ogen. Bovendien konden de ridders niet al te kritisch zijn. De prinses was naast de mooiste ook de enige vrouw van het land.

Haar vader wilde graag dat ze trouwde, maar hij wist niet welke ridder de beste echtgenoot zou zijn. Omdat de ridders aan een ronde tafel aten, was er nooit een leider opgestaan die de beste plek van de tafel op had kunnen eisen. Er was ook nooit ruzie geweest over wie het meisje de trappen op mocht dragen, dat gebeurde volgens een strak schema. Daarom ging de koning naar de oude tovenaar om hulp te vragen. De oude tovenaar woonde helemaal boven in een torenkamer, zodat de koning zo uitgeput was toen hij eenmaal boven was, dat het hem niet lukte om op de deur te kloppen. Hij hijgde zo dat hij met zijn hand steun moest zoeken bij de koude muur. Zijn vingers grepen in oude spinnenwebben en omdat de koning vreselijk bang was voor kleine beestjes, begon hij nu nog heviger te ademen en zelfs een beetje te huilen.
“Mijn hemel, Majesteit, gaat het wel goed met u?” De oude tovenaar zweefde de trappen op en opende de deur van zijn kamer. “Misschien wilt u even zitten?” Hij begeleidde de koning naar een stoel die ook al onder de spinnenwebben zat. De koning ging op het puntje van de stoel zitten en keek schichtig om zich heen.
“Ik kom voor Graal”, zei de koning zodra hij wat gekalmeerd was. Hij wilde dit gesprek zo snel mogelijk achter de rug hebben. Heimelijk was hij een beetje bang voor de oude tovenaar, omdat hij wist dat de tovenaar tot veel machtigere dingen in staat was dan hij.
“Graal?” De oude tovenaar drentelde door zijn torenkamer heen, alsof hij iets zocht.
“Mijn dochter, de prinses. Ze heeft een echtgenoot nodig, maar ik weet niet welke ridder het geschiktst is.”
“Ah, prinses Graal”, herhaalde de tovenaar bedachtzaam, alsof hij niet al zeventien jaar met haar in één kasteel woonde. “Kan ze niet zelf iemand kiezen?”
“Natuurlijk niet!” De koning was geschokt. “Dadelijk kiest ze iemand die haar niet goed behandelt!”
De tovenaar knikte en deed een kast open. Een paar oude boeken vielen eruit en veroorzaakten zulke grote stofwolken dat de tovenaar volledig uit het zicht verdween. De koning begon hard te hoesten en kon niet antwoorden toen de tovenaar hem vroeg wat hij nu eigenlijk kwam doen. Het duurde een hele tijd voordat het stof was neergedaald en de koning weer op adem was gekomen. “Zou u mij kunnen helpen om de beste echtgenoot uit te kiezen? Hij moet dapper en slim zijn.”
“Dapper en slim! U vraagt nogal wat van zo’n armzalige ridder. Maar misschien hebt u ooit gehoord van mijn heldendaden vroeger? Ik heb ooit met mijn magie dit kasteel gered, wist u dat wel?”
De koning schudde zijn hoofd. “Ik kom niet voor uw oude verhalen, ik kom voor uw hulp! Hoe kan ik testen welke ridder het dapperst is?”
“Moet het per se een ridder zijn dan?”
“Natuurlijk! Verder zijn hier toch geen mannen.”
De oude tovenaar humde misnoegd en rommelde verder in zijn kast. “U zou haar in een torenkamer kunnen opsluiten. De eerste die haar bevrijd, mag haar hebben. Als u wilt, kunt u zelfs deze torenkamer gebruiken.”
“Dat is een heel goed idee!”, zei de koning. “Dank u wel!”
En hij holde zonder nog om te kijken de trappen af om zijn dochter te zoeken. De tovenaar grijnsde.

Prinses Graal zat zoals altijd in de eetzaal te spinnen. Ondertussen dagdroomde ze over de dag dat een mooie jonge prins met vlammend rode haren haar uit het kasteel zou bevrijden en mee zou nemen naar een land waar altijd de zon scheen. In haar land regende het veel te vaak en als dan eindelijk een keer de zon scheen, had ze daar niets aan, omdat ze bijna altijd binnen was. Om van de eetzaal naar buiten te komen, moest ze 253 treden af en dat was veel te vermoeiend voor haar. Ze kon ook niet aan een ridder vragen of hij haar wilde dragen, want overdag moesten de ridders oefenen met paardrijden en zwaardvechten. Soms keek ze uit het raam en zag ze hoe de ridders op elkaar inhakten. Hoewel ze wist dat ze haar daarmee wilden beschermen, vond ze het er altijd behoorlijk oncharmant uitzien. Bovendien wilde ze helemaal niet beschermd worden, ze wilde juist bevrijd worden. Ze vond de ridders sowieso maar niets, ze stonken naar paarden en durfden nooit wat tegen haar te zeggen, uit angst dat ze haar dan uit hun handen zouden laten vallen. Haar prins zou een keurige en goudeerlijke jongeman zijn die precies zei wat hij wilde en zich alleen maar bezig hield met nobele daden, zoals het bevrijden van prinsessen uit gigantische kastelen. Dus toen haar vader hijgend beneden kwam en haar vertelde dat een van de ridders haar echtgenoot zou worden, was ze niet bijster enthousiast. En toen hij zei dat ze daarvoor in een torenkamer moest gaan zitten, werd ze laaiend.
“Ik wil niet in een torenkamer! Ik haat torenkamers!”, krijste ze.
De koning keek haar verbaasd aan. “Maar lieverd, iedereen zal strijden om je te redden, dat is toch fijn? Je wilt toch zeker wel een dappere echtgenoot?”
“Ja, maar daarvoor hoef ik toch niet in een torenkamer te gaan zitten? Wat moet ik daar al die tijd doen?”
“Nou, misschien kunnen we aan iemand vragen of hij je spinnewiel ook naar de torenkamer wil verplaatsen… En je kan met de oude tovenaar praten, hij is heel geleerd, hoor. Ik heb gehoord dat hij vroeger een keer het kasteel heeft gered, interessant hè?”
Graal keek haar vader verward aan. “Ik ga toch niet in de torenkamer van de tovenaar zitten? Die kamer is gewoon hier in het kasteel, elke ridder kan daar zo naartoe. En ik heb trouwens helemaal geen zin om met die engerd in één ruimte te zitten.”
De koning keek beteuterd. Daar had hij nog niet aan gedacht. “Maar de tovenaar zei…”
“Kan me niets schelen wat hij zei”, snibde zijn dochter. “Hij wilde zeker de draak spelen die de ridders moeten verslaan. Daar komt niets van in.”
De koning haalde zijn schouders op. Vrouweninzicht was nooit zijn sterkste kant geweest, maar het was hem duidelijk dat zijn dochter er volstrekt geen zin in had om in een torenkamer opgesloten te worden. Hij moest wat anders bedenken. Daarom ging hij op zijn troon zitten in zijn nadenkhouding: knieën wijd uit elkaar, elleboog op zijn linkerknie, kin in zijn hand en zijn ogen half dichtgeknepen, precies zoals zijn vader dat aan hem had geleerd. Hij kon zijn aandacht echter niet bij zijn gedachtes houden omdat Graal maar bleef tieren en het spinnewiel zo mishandelde dat het een vreselijke herrie maakte. De koning durfde haar niet te vragen om wat zachter te doen, hij was bang dat ze dan nog veel kwader zou worden. Daarom besloot hij om maar weer terug naar de oude tovenaar te gaan. Deze keer nam hij Graal mee.

“Ze wil niet”, verklaarde de koning verongelijkt. Hij zat weer op de stoel vol spinnenwebben en was een beetje chagrijnig door al die trappen. Deze keer had het hem nog veel langer gekost om op adem te komen, omdat hij Graal had moeten dragen. Dat deed hij normaal nooit, vanwege zijn zwakke rug, maar nu had er niets anders opgezeten. De ridders mochten natuurlijk niet bij dit gesprek aanwezig zijn.
“Natuurlijk wil ik niet!” De prinses was zo kwaad geweest dat ze had besloten om niets meer te zeggen, maar nu kon ze zich niet meer inhouden. “Ik wil niet in een torenkamer! En zeker niet in deze!” Misprijzend keek ze rond. De koning volgde haar blik en zag nu nog duidelijker dan eerst al het vuil waarin de oude tovenaar leefde. Ineens begreep hij zijn dochter ietsje beter.
“Ze wil niet in een torenkamer”, herhaalde de koning nog maar eens en hij keek de oude tovenaar wanhopig aan.
“Het zal toch moeten”, zei de oude tovenaar. “Ik heb namelijk deze ring in een nis gevonden en ik heb het vermoeden dat Graal hem precies past.” Hij hield de ring triomfantelijk omhoog. Het was een prachtige gouden ring met een grote roze diamant erop.
Graal keek naar de ring en haar hart sprong op. Zoiets moois had ze nog nooit gezien. Ze griste hem uit de hand van de tovenaar en duwde hem om haar ringvinger. Hij bleef na het eerste kootje steken, dus probeerde ze hem om haar pink. Daar paste hij wel. Blij keek ze naar haar vader, die een beetje verward terugkeek.
“Degene die deze ring past, moet worden opgesloten”, zei de oude tovenaar plechtig. “Zij moet wachten totdat zij bevrijd wordt, zo gaat de legende.”
“Wat?” Graal vond de ring nu ineens helemaal niet meer zo mooi. Een beetje protserig was hij en ze vroeg zich ineens af of de diamant niet gewoon een of andere waardeloze kristal was. Tegen een legende kon ze echter niet op, dat begreep zij ook wel. “Maar er is hier niet eens een draak”, zei ze. “Behalve u dan”, had ze nog willen zeggen, maar dat durfde ze niet. De oude tovenaar kon immers wel toveren en ze had geen zin om voortaan kwakend en springend door het leven te gaan.
“Dat is inderdaad een probleem”, knikte de oude tovenaar. “De enige draak die ik zo gauw weet, is Nessie.”
“Nessie? Maar dat is toch…” Voordat ze haar zin af kon maken, had de oude tovenaar haar al bij haar arm vastgepakt en zweefden ze samen door het torenraam naar Loch Ness. De tovenaar zette haar in een bootje en duwde haar van de kant af. Pas toen leek Graal zich te realiseren wat er gebeurde. “Haal me eruit!”, riep ze. “Ik dien een motie van wantrouwen in!” De tovenaar begreep niet wat ze bedoelde, dus dat hielp allemaal niets. Graal dobberde in een bootje op Loch Ness en moest wachten totdat ze bevrijd zou worden.

De koning was vreselijk bang geworden toen zijn dochter ineens samen met de oude tovenaar was weggevlogen. “Help!”, riep hij vanaf de torenkamer naar de ridders, die helemaal beneden aan de ronde tafel zaten. “Prinses Graal wordt ontvoerd!” Maar de ridders hoorden alleen een vaag geruis en namen nog een boterham, dus moest de koning eerst weer alle trappen afrennen. Toen hij eindelijk naar buiten kwam gerend, waren de tovenaar en de prinses allang uit het zicht verdwenen. Het had zelfs zo lang geduurd, dat de tovenaar alweer terug was. “Beste ridders”, zei hij. “Ik heb een opdracht voor jullie. Prinses Graal is in handen van het monster van Loch Ness. De eerste die haar kan bevrijden, zal haar echtgenoot worden. Let wel op, Nessie is zeer gevaarlijk, alleen de dapperste zal deze opdracht kunnen voltooien. Nietwaar, majesteit?”
De koning knikte, maar niemand lette meer op hem. Alle ridders waren opgesprongen en druk bezig met hun harnas aan te trekken. Omdat ze elkaar niet wilden helpen, was het een chaos van jewelste. De tovenaar bracht de koning naar zijn hemelbed en gaf hem een drankje zodat hij goed zou kunnen slapen. “Ziezo”, mompelde hij. “De koning zal nu goed aansterken, zodat ik ondertussen ervoor kan zorgen dat ík degene zal zijn die Graal zal bevrijden.” Hij liep weer naar buiten, de eerste ridders waren al op hun paard gesprongen. Dat had de tovenaar niet verwacht, vandaar dat hij misschien iets te haastig te werk ging. Hij sprak een spreuk uit zodat er een onzichtbare muur ontstond, waar niemand doorheen kon. Ook de tovenaar niet, tot zijn grote woede. Even fanatiek als de ridders bonkte hij tegen de onzichtbare stenen.

Ondertussen dobberde Graal maar voort. Ze moest een beetje huilen, maar niet teveel, omdat haar mooie ogen anders rood zouden worden. Eigenlijk mocht ze nog van geluk spreken, ze zat in elk geval niet in een torenkamer opgesloten en de draak had ze ook nog niet gezien. Ze droogde haar tranen aan een fluwelen zakdoekje en begon een liedje te fluiten. Toen zag ze vanuit de verte ineens iets roods op haar afkomen. Even was ze bang dat het de draak was, maar toen realiseerde ze zich dat het iemand op de oever was, iemand met knalrode haren. “Hoehoi!”, riep ze. Dat was niet zo prinsesachtig, maar wel erg doeltreffend. De jongen keek op en zwaaide naar haar. “Sta niet zo stom te zwaaien!”, gilde Graal. “Red me liever!”
“Wacht even”, zei de jongen. “Ik zal een stok zoeken.” Hij verdween, maar nog geen minuut later kwam hij terug met een grote tak in zijn hand. Hij strekte zijn hand uit en stak de stok naar haar toe. De prinses pakte hem vast en zo lukte het de jongen om het bootje en haar aan de kant te trekken.
“Dat was helemaal niet moeilijk”, zei Graal. “Je hebt niet eens de draak hoeven te verslaan.”
“Toch heb ik je gered”, zei de jongen. “Mag ik je nu kussen?”
“Pas als ik weet hoe je heet. Ik mag niet met vreemden kussen.”
“Ik heet Galahad”, zei de jongen en hij kuste haar op haar mond. Nu was zijn hoofd net zo rood als zijn haren.
“Ik heet Graal.”
“Wat een mooie naam. Nog mooier dan je ring.”
Graal snoof. “Die ring heeft me alleen maar ellende gebracht. Ineens zat ik hier in een bootje. Ik haat bootjes, bijna net zo erg als torenkamers.”
“Maar nu heb ik je gered, dat is toch fijn?”
“Ja”, zei de prinses. “Gaan we nu naar je kasteel?”
Galahad keek verbaasd. “Ik heb helemaal geen kasteel. En ook geen paard meer, dat is gestolen door struikrovers.”
Graal zuchtte. “Dan moeten we maar naar mijn kasteel gaan.”
Hand in hand liepen ze naar het kasteel. Omdat ze van de andere kant kwamen, konden zij wel door de onzichtbare muur lopen. Daardoor werd de betovering opgeheven. Alle ridders en de tovenaar vielen op de grond. Degenen die bovenop lagen, keken verbaasd naar de jongen en het meisje. “Dit is Galahad”, zei Graal. “Hij wordt mijn echtgenoot.” Zodra de koning weer wakker was, trouwden ze en ze leefden nog heel erg lang.

dinsdag 1 september 2009

verloren hersenen

vanwege de vakantie verdomt ze
te leren te zweren dat ze de wegen niet zal verlaten
ze stopt met praten en wandelt weg de paden op
de wereld af

eerder zei ze ik moet mezelf vinden en wij vroegen
of dat niet wat dichter bij huis kon en hoe
waarschijnlijk het was dat zijzelf in Bhutan zou zijn
maar ze vond zichzelf geweldig goed

woensdag 26 augustus 2009

De ontelbaren

In eerste instantie vond ik De ontelbaren van Elvis Peeters (i.s.m. Nicole van Bael) een raar boek. In tweede instantie vond ik het een bijzonder en intrigerend boek, een klein maar belangrijk nuanceverschil. De ontelbaren is eigenlijk een hypothetische roman: wat zou er met onze samenleving gebeuren als miljoenen vreemdelingen hierheen zouden vluchten? Het antwoord luidt: niet veel goeds. De ontelbaren is opgedeeld in drie delen, waarbij het eerste en het laatste (erg korte) geschreven zijn vanuit het perspectief van een vluchteling en het middelste deel vanuit het perspectief van de (Vlaamse) samenleving. Er komen vele personages aan bod, het is vaak onduidelijk wie er precies aan het woord is, maar dat maakt niet uit, omdat zij allemaal dezelfde samenleving vertegenwoordigen. Ik denk dat dit naast het hypothetische karakter het bijzondere is aan De ontelbaren, dat de samenleving zelf eigenlijk het belangrijkste personage is. Deze roman is een aanrader voor mensen die zin hebben om eens een uitdagend boek te lezen, een boek waarbij je je hersens moet laten werken en een onbehaaglijk gevoel niet schuwt.

maandag 24 augustus 2009

Wie zegt dat zeepsop enkel voor de afwas is, heeft het mis. Tegenwoordig maakt men de vaat schoon in een speciale machine, het zeepsop wordt voor het bellenblazen gebruikt. Je kan plastic bellenblaasbuisjes kopen bij de speelgoedwinkel, maar een stukje ijzer wat in een rondje is verbogen, voldoet ook prima. Blaas zachtjes op de manier waarop je soms in mijn oor ademt en zorg ervoor dat de bel zo groot mogelijk wordt. Het is de kunst om tweelingbellen te maken. Ik doe het voor, jij doet me na. Het zeepsop zweeft door de kamer en ik voel me zoals toen ik zeven was en ervan overtuigd was dat ik kon vliegen. Toen ik het probeerde, lukte het niet omdat mijn moeder schreeuwde dat ik ogenblikkelijk van het klimrek af moest komen. Magie werkt alleen als niemand kijkt. Je prikt de bel kapot.

Ze prikt de bel kapot, als een bij in de oksel van de imker. Onverwacht doet ze een stap naar voren, terwijl ik had verwacht dat ze naar achteren zou stappen. Heeft zij dan al die tijd aan de buitenkant gestaan en is dit dan juist een poging om mij te bereiken? Ze zegt: “Dit is een schijnvertoning. Waar is de werkelijkheid?” Daarna zegt ze: “Net was er nog liefde” en ik weet dat ze magie bedoelt en dat zij die heeft verjaagd. Zeepsop plakt altijd een beetje. Soms prikte ze in mijn zij.

zaterdag 15 augustus 2009

Over schoonheid

Sommige auteurs slagen erin om personages levensecht en tegelijkertijd tamelijk bizar te laten lijken. Anna Gavalda en Connie Palmen zijn daar voorbeelden van en in een andere orde John Irving en Louis de Bernières. Zadie Smith hoort met verve bij die laatste (hogere?) orde. Bij hen wordt er niet één personage tot leven gewekt, maar een hele familie of zelfs een hele gemeenschap. Over schoonheid gaat over het multiraciale gezin Belsey dat in het universiteitsstadje Wellington woont. Vader Howard is vreemd gegaan en het gezin probeert een manier te vinden om daarmee om te gaan. Maar zoals dat gaat bij dit soort romans, gaat het niet alleen daarover, maar ook over zoon Jerome, die verliefd wordt op Victoria Kipps, die weer de dochter is van de man die Howard het meest haat. En over Carl en Kiki en Levi en Zora. Door al deze personages en verhaallijnen lijkt Over schoonheid over het 'echte leven' te gaan, dat immers ook vol mensen en gebeurtenissen is, maar Zadie Smith slaagt erin om alles op het einde toch te laten samenkomen, waardoor het weer een roman is, maar dan wel een waanzinnig goede roman, met een prachtige stijl waardoor je maar door blijft lezen.

Zijn er punten van kritiek? Nee, niet wat betreft Zadie Smith. Wel wat betreft de Nederlandse vertaling, want ik ben wel een aantal kleine foutjes tegengekomen. Maar ach, als dat alles is...

vrijdag 7 augustus 2009

Met de vertaalmachine

Wat?

Ik

Ik fluisterde zacht naar je dat het toch ook wel goed zou komen zonder mij.
I whispered softly to you that it sometimes would come without me.
Jag viskade mjukt för er att det ibland skulle komma utan mig.
J'ai chuchoté doucement vous dire que parfois il serait sans moi.
I kuiskasi pehmeästi kertoa teille, että joskus se olisi ilman minua.
Ich flüsterte leise, Ihnen zu sagen, dass manchmal wäre es ohne mich.
Ik fluisterde zachtjes om u te vertellen dat het soms zou zijn zonder mij.

Zij

woensdag 5 augustus 2009

Man komt kamer binnen

De geschiedenis van de liefde van Nicole Krauss vond ik een lastige roman. Ik vond het niet zo fijn lezen en een beetje ingewikkeld, maar zag wel dat er leuke dingen in zaten en de plot zat toch wel ingenieus in elkaar. Kortom, toen ik in de bibliotheek Man komt kamer binnen van dezelfde schrijfster zag staan, besloot ik dat ik haar best een tweede kans wilde geven. De flaptekst sprak me aan, want deze roman gaat over een man met geheugenverlies en ik heb mijn bachelorscriptie geschreven over romans waarin geheugenverlies ook een grote rol speelt. Een interessant onderwerp dus, maar interessante onderwerpen zijn niet altijd voldoende voor een goed verhaal. Maar dit is Nicole Krauss, man van Jonathan Safran Foer, en dan is dat ruimschoots voldoende. Man komt kamer binnen gaat over Samson, die in de woestijn teruggevonden wordt zonder dat hij ook maar enig idee heeft waar hij is. Een tumor in zijn hoofd heeft ervoor gezorgd dat hij zich alleen nog de eerste twaalf jaar van zijn leven kan herinneren. Anna, zijn vrouw, herkent hij niet meer en Nicole Krauss beschrijft dit in een erg mooie stijl en op zo'n manier dat je Samson lijkt te kunnen begrijpen, hoewel je tegelijkertijd begrijpt dat Anna hem niet echt meer kan begrijpen. Maar het verhaal is niet alleen dat, het gaat ook nog om een onderzoekscentrum in de woestijn waar men experimenteert met het conserveren en doorgeven van herinneringen. De allermooiste scene uit deze roman zit echter pas aan het einde, als Samson op zoek gaat naar zijn ouderlijk huis, maar daar zal ik verder niet teveel over vertellen, want dat moeten jullie zelf maar lezen. Ik beveel deze debuutroman van harte aan.

maandag 3 augustus 2009

Vederlicht

Terwijl ik Vederlicht van Janneke Jonkman las, moest ik mijzelf er steeds aan blijven herinneren dat het een Nederlands boek was. Toegegeven, 'Elien' en 'Klaas' klinken niet bepaald buitenlands, maar de sfeer in deze roman is erg on-Nederlands. Dat wordt waarschijnlijk voornamelijk veroorzaakt doordat de wereld in deze roman niet bepaald de wereld is waarin ik doorgaans verkeer. Vederlicht draait om Elien, die een documentaire gaat maken over haar balletverleden en daarvoor haar oude klasgenootjes interviewt. Allerlei herinneringen over hun balletschool komen bovendrijven en het is moeilijk voor te stellen dat zulk soort scholen echt in Nederland bestaan. Tegelijkertijd is de roman op zo'n manier geschreven dat je voortdurend denkt dat het een autobiografische roman is en dit zal ook voor een deel zeker zo zijn. Ik vond het een erg intrigerend en interessant boek, alleen de gesprekken met de engelen hadden van mij niet zo gehoeven.

zondag 2 augustus 2009

Dat je als je door het op rood springende stoplicht rijdt,
weet dat je nu langzaam moet gaan fietsen,
zodat je tegen de politie kunt zeggen dat het stoplicht
nog op oranje stond toen jij erlangs fietste.

Of.
Dat je weet dat je nu heel snel moet gaan fietsen,
zodat je tegen de politie kunt zeggen dat het stoplicht
nog op oranje stond toen jij erlangs fietste.

En dat je elke keer weer bedenkt of dat klopt,
dat het klopt en tegelijkertijd op hetzelfde tempo
door blijft fietsen.

Dichters in de Prinsentuin

Afgelopen donderdag heb ik opgetreden bij Dichters in de Prinsentuin. Het was een leuke ervaring om vanuit de loofgangen gedichten te laten horen en om op die manier gedichten van anderen te horen. Sommige mensen blijken het fijn te vinden om verscholen in een hoekje naar poëzie te luisteren, zodat ze je niet kunnen zien.