zondag 28 maart 2010

Hoe overleef ik mijn vakantie in Turkije?

Laten we vaststellen dat het concept van Hoe overleef ik mijn vakantie in Turkije? van Francine Oomen knap is bedacht. Je neemt een vertaalster in de arm, bedenkt wat surviveltips en stelt wat nuttige zinnen op ('Ik voel me niet goed', 'Waar logeer je?') en wat grappige zinnetjes ('Heeft de kok last van haaruitval?', 'Kan ik ook afwassen i.p.v. betalen?'), bedenkt een titel die begint met 'Hoe overleef ik?' en weet dat je weer iets succesvols hebt aangeleverd. Zonder Annet Schaap had dit echter niet gewerkt, bij elk hoofdstukje staat een grote tekening waar met pijltjes de Turkse vertalingen bij staan. Ik ben een groot liefhebber van haar tekeningen en ze maken dit taalgidsje extra speciaal. Jammer: vaak zeggen de personen op de tekening iets in het Turks, maar een vertaling is soms niet terug te vinden. Wat echter nog veel bezwaarlijker is, zijn de talloze fouten die erin staan, het is erg slecht geredigeerd. Vaak gaat het mis bij zinnen waar twee opties worden gegeven, zoals: 'Het is te warm/ koud op mijn kamer', waarbij in de vertaling warm en koud staan omgedraaid. Met als gevolg dat een Hoe overleef ik-liefhebbertje in Turkije dat sterft van de hitte door een dolgedraaide radiator de hotelbaas zal melden: 'Benim odam çok soğuk', oftewel: 'Het is te koud op mijn kamer.' Verder is mij altijd geleerd dat je voornaamwoorden als 'ben' en 'benim' meestal weg kunt laten omdat de uitgang het vanzelf duidelijk maakt, in dit reisgidsje worden ze er meestal wel bijgezet. Niet zo erg, als je de taal niet spreekt, is wat extra duidelijkheid waarschijnlijk wel handig. Wel jammer zijn zinnen als: 'Weet u/ weet jij wat de weersvoorspellingen zijn?', waar als vertaling wordt gegeven: 'Siz/ sen beklenilen hava durumunu biliyor musun?', waarbij dus nagelaten wordt om ook de juiste uitgang van 'u' te vermelden: musunuz. Kleine details misschien, maar toch is het jammer dat er niet net wat meer aandacht aan het redigeren is besteed. Zelfs iemand die geen Turks spreekt, snapt dat er dingen moeten worden omgedraaid als er in een Nederlandse zin voetbal/ badminton/ knikkeren staat en in de vertaling badminton/ futbol/ bilya.
Afgezien daarvan is dit echter een heerlijk boekje voor mensen die hun Turks wat willen ophalen (zoals ik), voor kinderen die van Francine Oomen houden (of toch vooral van Annet Schaap, haar invloed is duidelijker merkbaar) en voor mensen die naar Turkije op vakantie gaan en toch graag een klein beetje Turks willen spreken.
Hoşçakal!

maandag 22 maart 2010

Opium

Afgelopen zaterdag was ik bij Opium op de radio. Het was erg spannend en leerzaam. Zo weet ik nu dat het net lijkt alsof je aan zee bent als je op de vierde verdieping van Carré bent, door de meeuwen die je door het glazen dak kunt zien, en dat radiopresentatoren niet ondertussen aan allerlei knopjes hoeft te draaien, daar is iemand anders voor. Het voelde heel onwerkelijk om aan een onzichtbaar publiek twee gedichten voor te dragen, maar het was erg leuk.

Op http://cultuurgids.avro.nl/front/detailopium.html?item=d9eb302e5cfff7ce6b41efb9bf87a7d8 kun je de aflevering beluisteren, ik ben te horen in de vijftiende minuut.

donderdag 18 maart 2010

De nachtwacht

Ik wist eigenlijk niet zo veel van de Tweede Wereldoorlog in Londen. Ik wist wel dat veel mensen naar het platteland vluchtten, maar had me niet gerealiseerd dat er zo veel bombardementen waren. De nachtwacht van Sarah Waters was dus erg leerzaam voor mij. De roman begint in 1947 en heeft vier hoofdpersonages. Ik houd van verhalen die vanuit meerdere perspectieven worden beschreven en ik vond Fluwelen begeerte geweldig, dus eigenlijk kon deze roman al vrij weinig meer fout doen bij mij. De eerste hoofdpersoon is Kay, een nogal eenzame lesbische vrouw. Dan is er Duncan, die in de gevangenis heeft gezeten, en Viv, zijn zus, die een geheime relatie heeft. Tot slot is er Helen, die eveneens een geheime relatie heeft, met Julia, een schrijfster. Het tweede deel van de roman speelt zich af in 1944, het derde deel in 1941. En dat is meteen mijn enige bezwaar van deze roman: er is geen deel 4. Langzaamaan vallen alle puzzelstukjes in elkaar, begrijp je waarom de personages in 1947 zo zijn als ze zijn, maar je snakt eigenlijk naar een epiloogje, waarin alles bij elkaar komt. Die wordt niet gegeven, het enige wat je kan doen, is de roman opnieuw lezen. Als er niet zoveel andere mooie boeken waren, zou ik het nog direct doen ook.

Overigens ben ik aanstaande zaterdag bij Opium te horen, op radio 1. Ik krijg tachtig seconden de tijd om mijn gedichten voor te lezen en dan volgt er nog een kort interviewtje, spannend! Zie ook: http://cultuurgids.avro.nl/front/detailopium.html?item=d9eb302e5cfff7ce6b41efb9bf87a7d8

vrijdag 12 maart 2010

Grote Rotterdamse Verhalenwedstrijd

Gisteren was de uitreiking van de Grote Rotterdamse Verhalenwedstrijd. Er waren niet zo erg veel mensen, zeker als je bedenkt dat er 170 inzendingen waren, maar alle genomineerden waren er (volgens mij) wel. De uitreiking ging nogal vlug, er werd een korte toelichting gegeven en degene die dan iets had gewonnen, kwam naar het podium, nam dat in ontvangst en tien seconden later ging het alweer over een volgend verhaal. Maar verder was het erg leuk, want ik heb de tweede prijs gewonnen. Het grappige was dat ik van de genomineerden twee mensen kende: Linda Mulders, met wie ik op de middelbare school in de schoolkrantredactie heb gezeten, en Irma Uhlenbusch, die bij de Eindhovense Literatuur Stimuleringsprijs de derde prijs heeft gewonnen, en dat precies deze mensen ook in de prijzen vielen: Linda Mulders de eerste, Irma Uhlenbusch de derde. Ik ben dus erg tevreden met de uitslag, niet alleen omdat ik hen ken, maar ook omdat het goede verhalen waren. Het mocht dan een Rotterdamse wedstrijd zijn, maar alle prijzen gingen naar (van oorsprong) Brabanders.

Met dit verhaal won ik de tweede prijs:

Knuffel

Mevrouw De Beer was ervan overtuigd dat ze zwanger was van een kikker. Ik probeerde haar uit te leggen dat dit bijzonder onwaarschijnlijk was, omdat ze een ontzettend dikke buik had waar wel duizend kikkers in pasten, maar ik moest toegeven dat haar man inderdaad opvallend uitpuilende ogen had en een groene huidskleur. Eerder had ze hem nog lovend een kleurrijk persoon genoemd, maar dat was voordat ze had nagedacht over hoe haar kind eruit zou komen te zien. ‘Het wordt een reusachtige kikker, ik weet het zeker!’, zei ze. Ze was zo in paniek dat ze niet eens merkte dat ze Loeloe aanstootte, die een meter verderop roerloos bleef liggen. Ik vergaf het haar, ze had een goede reden om in paniek te zijn. Het was geen pretje om een reusachtige kikker in je buik mee te dragen.

In sprookjes veranderen kikkers na een kus van een mooie vrouw in een prins, maar het leek wel alsof meneer Groen na de kus van mevrouw De Beer van een prins in een kikker was veranderd. We hadden de driehoekjes rond zijn hals altijd als een adellijke kraag beschouwd, maar nu bevreemdde het ons dat meneer Groen verder geen kleding droeg. Ook konden we ons niet herinneren of zijn vingers altijd al zo lang en dun waren geweest. Ik besloot meneer Groen even apart te nemen. Eerst wilde ik naar de keuken gaan, maar daar was mijn moeder aardappels aan het schillen. ‘Wil je Kermit even weghalen?’, vroeg ze. ‘Straks verander ik hem per ongeluk in hutspot.’
Ik begrijp niet waarom mijn moeder meneer Groen altijd Kermit noemt. Ze denkt zeker dat dat zijn voornaam is, maar knuffels hebben helemaal geen voornaam. En als ze wel een voornaam hebben, dan hebben ze geen achternaam. Hoewel het me onwaarschijnlijk leek dat mijn moeder meneer Groen in hutspot zou veranderen, ging ik toch maar naar mijn kamer. Ik zette meneer Groen op mijn bed. Het was lastig om hem te laten zitten, zijn lange benen bewogen telkens de verkeerde kant op. ‘Nu moet u eens goed naar me luisteren, meneer Groen’, begon ik. ‘Het is niet eerlijk wat u gedaan hebt. Als een vrouw verliefd wordt, moet u eerst uw ware gedaante tonen en haar dan pas zwanger maken. U bent onaardig geweest, u hebt haar betoverd.’
Meneer Groen keek me met grote ogen aan en zweeg. Toen hij nog een prins was, praatte hij honderduit, maar misschien kunnen kikkers niet praten.
‘U moet mevrouw De Beer uw excuses aanbieden en haar helpen met de verzorging van haar kind.’
Even dacht ik dat hij met zijn hoofd schudde. De eeuwige glimlach rond zijn mond verried niets van zijn gedachten, dus voor de zekerheid voegde ik er nog aan toe: ‘Het kan me niet schelen dat uw kind minstens drie keer groter wordt dan u. Mevrouw De Beer is ook veel groter en daar hebt u nooit problemen mee gehad.’
Meneer Groen zakte opzij. Ik probeerde hem weer overeind te zetten, maar de waarheid was waarschijnlijk te zwaar voor hem, want hij bleef maar omvallen.

Tijdens het avondeten gluurde mijn vader steeds van mijn moeder naar Loeloe, die op de stoel naast me zat. Mijn moeder was druk bezig met haar juskuiltje en deed net alsof ze zijn blikken niet opmerkte. Ik deed juist alsof ik zijn blikken wel zag en bleef mijn vader aanstaren, totdat hij eindelijk ook een keer naar mij keek.
‘Moet dat schaap nu per se bij ons aan tafel zitten?’, vroeg hij. Mijn moeder begon luid te zuchten, alsof we dit onderwerp al talloze malen besproken hadden. Waarschijnlijk was dat ook zo, alleen was ik daar niet bij geweest. ‘Ik heb gewoon geen zin om de hele tijd tegen dat vieze beest aan te kijken.’
‘Loeloe is geen vies beest!’, riep ik. ‘Je mag haar niet zo beledigen.’
‘Ja, bied je excuses aan’, zei mijn moeder. ‘Kijk nou, Loeloe ziet er helemaal verdrietig uit.’
Inderdaad hingen haar oortjes zielig naar beneden. Loeloe had geen goede dag vandaag, eerst werd ze door mevrouw De Beer door de kamer gesmeten en nu begon mijn vader haar uit te schelden.
‘Ach mens, doe normaal’, snauwde mijn vader. Met een ruk stond hij op. Zijn mes kletterde op de grond. Snel dook ik onder tafel om het op te pakken. ‘Je moet er ook niet zo in meegaan. Als jij de hele tijd doet alsof die knuffels leven, leert ze nooit dat ze te oud is voor die dingen.’
‘Ze is er nog helemaal niet te oud voor, maar jij bent gewoon een verbitterde fantasieloze man.’
Ik hoorde hoe mijn vader met grote stappen wegliep. Toen hij de deur dichtsloeg, rinkelden de glazen. Ik vond het mes naast de tafelpoot. Er zat een haar op die waarschijnlijk van mevrouw De Beer afkomstig was. Het liefst wilde ik onder tafel blijven zitten, maar ik had nog steeds honger, dus ging ik weer op mijn stoel zitten. Mijn moeder staarde naar haar bord. Het juskuiltje was mislukt, waardoor er ook jus bij het vlees gekomen was. Ik wist dat mijn moeder daar niet van hield.
‘Je weet toch dat het niet jouw schuld is, hè?’, vroeg mijn moeder.
Dat wist ik.

Na het eten organiseerde ik een theepartijtje voor iedereen. Ik zorgde ervoor dat meneer Groen naast mevrouw De Beer zat, zodat hij zijn excuses kon aanbieden. Net toen het feestje echt leuk begon te worden en iedereen ging dansen, moest ik naar bed. Ik treuzelde extra lang met het tandenpoetsen, net zolang tot ik de voordeur hoorde. Even later kwam mijn vader naar boven. Hij ging op mijn bed zitten en gaf me een knuffel.
‘Het spijt me dat ik Loeloe een vies beest heb genoemd’, zei hij. ‘Vind je het goed om met haar van plaats te wisselen, zodat jij voortaan tegenover me zit?’
Ik knikte.

Voordat ik in slaap viel, controleerde ik of iedereen kon ademhalen. Meneer Groen glimlachte nog steeds.

maandag 8 maart 2010

De vrouw van de tijdreiziger

In de boekhandel liggen er stapels van: De vrouw van de tijdreiziger van Audrey Niffenegger. Bovendien had ik uit betrouwbare bron (Nicole) vernomen dat het een geweldig boek was, dus was het de hoogste tijd om naar de bibliotheek te gaan (ik koop eigenlijk nooit boeken). De vrouw van de tijdreiziger gaat over Henry, die een vervelend probleem heeft: hij reist ongewild door de tijd. Dat klinkt interessant, maar al snel wordt duidelijk dat het vooral veel nadelen heeft, omdat hij alleen zijn lichaam meeneemt, komt hij telkens naakt zomaar ergens terecht en heeft hij vaak heel wat uit te leggen op zijn werk, als hij weer eens plotseling verdwenen is. Het tijdreizen is een interessant concept, zo leert een oudere Henry aan zijn jongere ik hoe hij sloten kan openen en tasjes kan stelen. Als je je dan afvraagt wanneer die oudere Henry dat geleerd heeft, moet je tot de conclusie komen dat dat was toen hij een klein jongetje was en zijn oudere ik het hem leerde. Dat is intrigerend en bijna niet te bevatten, maar toch zorgt Audrey Niffenegger ervoor dat je in het verhaal gelooft. Meer nog dan dat: dat je er volledig door wordt meegezogen en zelfs in je dromen nog aan het tijdreizen bent. Uiteindelijk is De vrouw van de tijdreiziger echter een doodgewoon liefdesverhaal (net zoals The Raw Shark Texts van Steven Hall, waar deze roman een beetje aan doet denken). Clare leert op zesjarige leeftijd Henry kennen als hij ineens op de Weide bij haar huis verschijnt. Henry leert Clare op twintigjarige leeftijd kennen als ze hem op zijn werk ontmoet. Hij is verbaasd dat Clare hem lijkt te kennen, omdat hij pas op latere leeftijd naar Clares jeugd reist. Het is bizar hoe een stel op verschillende momenten elkaar voor het eerst ziet, maar ook intrigerend. Hun liefde is ontzettend sterk, omdat Clare Henry al zo ongeveer haar hele leven kent en Henry ook af en toe vooruitreist en dus weet dat ze in de toekomst ook samen zullen zijn. Zo'n sterke zekerheid voor liefde heeft eigenlijk niemand ter wereld. Ze weten dat ze samen zullen zijn en tegelijkertijd raakt Clare Henry altijd maar weer kwijt. Eerst is ze blij als hij door de tijd naar haar toe reist, maar als ze volwassen is, houdt het juist in dat hij naar haar jeugd, dus van haar weg reist. Het is fantastisch bedacht en de uitwerking is ook erg sterk. Clare en Henry doen om beurten hun verhaal, per stukje staat erboven welke datum het is en hoe oud Henry en Clare dan zijn. Dat is ook wel nodig om het verhaal te begrijpen, het kost ook enige moeite om in het verhaal te komen, maar het is het absoluut waard. Ik denk dat ik een uitzondering ga maken en binnenkort maar eens naar de boekhandel ga. (Met wat geluk verdien ik donderdag wat boekenbonnen: ik ben genomineerd voor de Rotterdamse Verhalenwedstrijd, zie: http://www.bibliotheek.rotterdam.nl/NL/Actueel/Nieuws/Pages/aUitslagGroteRotterdamseVerhalenwedstrijd.aspx )

woensdag 3 maart 2010

De seriemoordenaarsclub

Tegenwoordig lees ik eigenlijk nooit meer thrillers, maar de titel De seriemoordenaarsclub van Jeff Povey trok mijn aandacht. Door de titel, maar ook door het grappige omslag. De flaptekst vermeldde bovendien dat het een bloedserieuze en hilarische roman is, wat me positief leek. Van ernstig gedetailleerde moordbeschrijvingen word ik zenuwachtig, wat humor is voor mij noodzakelijk.
De seriemoordenaarsclub gaat over iemand die aangevallen wordt door een seriemoordenaar, waarbij hij zijn aanvaller doodt. Hij ontdekt dat de seriemoordenaar een contactadvertentie bij zich droeg van een seriemoordenaarsclub die met deze man in contact wilde komen en neemt zijn identiteit aan. 'Doug' reist hiervoor helemaal naar Chigago en komt erachter dat hij zich helemaal thuisvoelt bij de 'smoordenaars' (tsja, dat zal eigenlijk 'skillers' zijn geweest, neem ik aan). Hij maakt de anderen wijs dat hij een 'killers block' heeft, maar uiteindelijk vermoordt hij toch ook wat clubleden. Het verhaal is niet bijzonder sterk, hoewel het idee van een seriemoordenaarsclub erg origineel is, maar het is vooral de humoristische stijl die deze roman zo prettig leesbaar maakt. 'Doug' denkt ontzettend slim en knap te zijn en heeft totaal niet door dat iedereen hem een irritant mannetje vindt. Desondanks is het Povey toch gelukt om je te laten meeleven met dit irritante mannetje, zodat je hoopt dat al zijn moorden lukken. Het einde vond ik licht teleurstellend, maar afgezien daarvan is deze roman een aanrader voor iedereen die van thrillers houdt, en voor iedereen die daar eigenlijk niet van houdt.