maandag 24 mei 2010

Jonathan Strange & Mr. Norrell

Jonathan Strange & Mr. Norrell van Susanna Clarke is een boek dat nog realistischer aandoet dan Harry Potter. Nu zijn er natuurlijk mensen die zeggen dat de hele wereld van Harry Potter onmogelijk kan bestaan en dat het hele concept volslagen onrealistisch is, maar daarbij heb je dan de verklaring dat Dreuzels zich er nu eenmaal niet van bewust zijn dat er een hele tovergemeenschap en -wereld is. Bij Jonathan Strange & Mr. Norrell ligt dat anders, daar weet de Engelse bevolking heel goed dat er magie bestaat, al wordt die in de tijd dat het boek begint (1806) niet of nauwelijks meer beoefend, alleen bestudeerd. En juist daardoor is het zo knap dat je in dit boek gelooft, de geschiedenis wordt eigenlijk herschreven. Mensen als Napoleon en Lord Byron komen erin voor, worden naadloos in het verhaal gevoegd en alles klopt gewoon. De vele voetnoten helpen ook mee om de geloofwaardigheid te vergroten. Er wordt een alternatieve geschiedenis geschapen en terwijl je het leest, geloof je meer in het alternatief dan in de werkelijkheid. Toegegeven, dat komt ook door de lengte van het boek. Als je jezelf meer dan negenhonderd pagina's in een bepaalde wereld onderdompelt, ga je overal in geloven. Maar dat deze roman in een erg fijne stijl is geschreven en een bijzonder knap bedacht verhaal vertelt, helpt ook zeker mee. Het einde van de roman is spectaculair, de plot klopt op een bewonderenswaardige manier. Ik ga hier geen poging doen om het verhaal verder samen te vatten dan: "Het gaat over twee tovenaars die de magie in Engeland willen doen herleven en een kwaadaardige elf". Zodra je tijd hebt, moet je deze roman zelf maar lezen. Het was de tweede keer dat ik Jonathan Strange & Mr. Norrell las en ik vond het minstens zo'n aanrader als de eerste keer.

dinsdag 11 mei 2010

Het ongeluk

Het tijdschrift Esta had een thrillerwedstrijd georganiseerd, waarbij je een kort thrillerverhaal moest schrijven met de volgende (door Simone van der Vlugt bedachte) beginzin: "Als ze dit van tevoren had geweten, zou ze een vluchtplan hebben uitgewerkt." Ik houd niet van thrillers. Toch heb ik een poging gewaagd. Niet omdat ik dacht dat ik ook maar enig kans had om te winnen, maar omdat het me een leuke uitdaging leek en omdat wedstrijden me altijd motiveren om te gaan schrijven. Hier zijn nog een aantal andere inzendingen te lezen: http://sites.google.com/site/stephdedaal/ Verder wordt het winnende verhaal in Esta gepubliceerd.

Het ongeluk

Als ze dit van tevoren had geweten, zou ze een vluchtplan hebben uitgewerkt. En dat niet alleen, ze zou een overlevingspakket hebben meegenomen. Een plattegrond van het gebouw, bijvoorbeeld, en een zakmes. Hoeveel liter water had je ook alweer nodig bij noodsituaties? Opnieuw likte Katja met haar tong langs haar lippen. Was ze maar een slang, dan had ze door de openstaande deur kunnen glibberen. Ze zuchtte geïrriteerd. Zulk soort gedachten waren zinloos, ze kon beter bedenken hoe ze hieruit kon ontsnappen. Het vastgebonden op een stoel zitten, beviel haar namelijk totaal niet. De spijlen van de rugleuning duwden hinderlijk tegen haar schouderbladen. Voorzichtig probeerde ze naar voren te buigen, maar dat werd onmiddellijk bestraft met een flinke duw.
‘Stilzitten, had ik gezegd!’ Weer werd ze geduwd, zo hard dat ze met stoel en al op de grond smakte. Vol afschuw proefde ze zand in haar mond en nog iets, bloed misschien. Toen werd het zwart voor haar ogen.

Katja hield van lezen. Op die manier kon ze de wereld om zich heen vergeten. Sinds een paar maanden was ze regelmatig in de bibliotheek te vinden. Omdat haar leesgedrag zich tot voor kort tot recepten en televisiegidsen beperkte, was ze erg blij geweest toen een bibliothecaresse bij haar eerste bezoek had gevraagd of ze advies nodig had. Katja had altijd gedacht dat bibliothecaressen kleine vrouwen waren met kort, asblond haar en dikke brillenglazen, maar deze vrouw was een stuk groter dan zij en had lang, donkerkrullend haar. Al snel gaf de vriendelijke bibliothecaresse haar elke week twee boeken mee, die Katja gretig verslond. Soms had ze zelfs boeken speciaal voor haar apart gehouden. Dus toen ze aan haar had gevraagd of ze even mee naar achteren wilde lopen, had Katja geen enkele argwaan gekoesterd. Het was bijna sluitingstijd en het enige wat ze zich had afgevraagd, was of ze nog tijd zou hebben om naar de slager te gaan.
Met zelfverzekerde stappen was de bibliothecaresse een kleine kantine doorgegaan en daarna een trap af. Katja was haar gevolgd.
‘Ik heb iets voor je wat je zeker gaat bevallen,’ had ze over haar schouder geroepen. ‘Iets wat je wel hebt verdiend.’

Katja had gedacht dat het om een nieuw boek ging, eentje dat officieel nog niet mocht worden uitgeleend en ze was blij dat ze zo’n goede band met deze bibliothecaresse had opgebouwd.
Ze gingen een deur door, de hoek om, nog een klein trapje af en opnieuw door een deur. Nu stonden ze in een donkere ruimte vol dozen. Katja kon ruiken dat er boeken in zaten, al waren het overduidelijk geen nieuwe boeken.
‘Ga maar even zitten’, zei de bibliothecaresse. ‘Ik moet nog even iets zoeken.’ Ze gebaarde naar een stoel in het midden van de ruimte. Met een ongemakkelijk gevoel ging Katja zitten. Ineens begreep ze niet goed wat ze hier deed, in de krochten van de bibliotheek.
‘Ik moet zo eigenlijk zo weg’, zei ze aarzelend.
‘Jij gaat helemaal nergens heen.’
Het volgende moment had de bibliothecaresse twee dikke touwen voor haar langs gegooid en achter de stoel vastgeknoopt, waardoor ze alleen nog maar met haar benen kon bewegen. De touwen hielden haar bovenlichaam en armen stevig tegen de rugleuning van de stoel gedrukt. Ze schopte wild, maar de bibliothecaresse pakte nog een touw en bond daarmee haar benen aan de stoelpoten vast. Het ging zo snel dat Katja er absoluut zeker van was dat ze bij de scouting had gezeten. Zelf had ze in haar jeugd alleen harples gehad.
‘Wat doe je?’ Wanhopig probeerde ze los te komen. ‘Help!’
‘Niemand kan je hier horen. En zit alsjeblieft stil, anders krijg je een klap voor je kop.’ De vriendelijke stem van de bibliothecaresse had ineens gemeen geklonken. Of misschien verbeeldde ze zich dat alleen maar. Katja zat stil en wenste dat ze een vluchtplan had.

Een jaar eerder was Katja’s leven perfect geweest, op wat kleine strubbelingen na. Ze had een keer een akelige schimmelinfectie gehad, haar studie had een jaar langer geduurd dan nodig en haar moeder had zonder het aan haar te vragen haar lievelingsknuffel weggegooid, maar afgezien daarvan was haar leven een aaneenschakeling van hoogtepunten geweest. Katja hield van het leven en het leven hield van haar. Soms had ze zich afgevraagd of haar dat tot een onaangenaam persoon maakte en hoopte ze bijna op wat ellende, zodat ze sympathie bij mensen kon opwekken. Toen die ellende zich uiteindelijk als een atoombom op haar leven stortte, bleek het echter toch niet zo te werken. In één avond was haar hele leven vanuit het niets een puinhoop geworden. Achteraf had ze misschien de tekenen kunnen herkennen, maar op het moment zelf had ze het niet erg gevonden dat haar vriend Noud af en toe een dag niets van zich liet horen. Ze had het zelf erg druk gehad met haar leuke, nieuwe baan. Eigenlijk had ze Noud nauwelijks gemist, maar toen ze hem met een ander meisje betrapte, was het toch een klap in haar gezicht geweest. Van televisieseries wist ze dat je jezelf moest bezatten als je aan de kant werd gezet, dus had ze dat vol overgave gedaan. Daarna was ze in de auto gestapt en op weg naar huis gegaan. In haar beleving was er plotseling een vrouw voor haar auto gaan liggen, maar de politie had daar een heel andere mening over gehad en was bepaald niet sympathiek geweest. De vrouw kon het helaas niet meer navertellen en had Katja daardoor genoeg ellende voor de rest van haar leven bezorgd. Het besef dat er door haar toedoen iemand dood was, knaagde aan haar als hamsters aan de spijlen van hun kooi. Tot overmaat van ramp was ze door het hele gebeuren ook nog eens haar baan verloren. En nu lag ze op een vieze vloer, vastgebonden aan een stoel. Van haar perfecte leven was niets meer over.

Toen ze weer bijkwam, hing het gezicht van de bibliothecaresse vlak boven haar.
‘Dag Katja, daar ben je weer. Heb je enig idee waarom je hier bent?’
Katja schudde haar hoofd.
‘Je hebt mijn zus vermoord. Het enige familielid dat ik had.’
‘Ik heb haar niet vermoord.’ Haar stem klonk onvast. ‘Ik deed het niet expres.’
‘Dat is niet relevant, het resultaat is hetzelfde. Eerst leefde Anna en nu niet meer, door jouw schuld.’
‘Het spijt me.’ Ze probeerde te gaan zitten en merkte dat de touwen los waren. De stoel stond weer overeind, alsof er niets gebeurd was. ‘Het spijt me echt.’
‘Het spijt mij ook.’
Een seconde later leek alles tegelijk te gebeuren. De bibliothecaresse liet het mes zien waarmee ze de touwen rond Katja had losgesneden en maakte een steekbeweging. Katja schopte in een reflex tegen haar pols aan, waardoor het mes uit haar hand vloog en op de grond kletterde. Allebei doken ze naar het mes, maar omdat Katja nog steeds op de grond zat, was zij sneller. Ze greep het mes en stak het in de buik van de vrouw. De kreet die ze slaakte, bezorgde Katja kippenvel. Pas toen ze het bloed zag, krabbelde ze overeind en rende de deur uit, op zoek naar de uitgang.
Ze had het niet expres gedaan.