vrijdag 12 maart 2010

Grote Rotterdamse Verhalenwedstrijd

Gisteren was de uitreiking van de Grote Rotterdamse Verhalenwedstrijd. Er waren niet zo erg veel mensen, zeker als je bedenkt dat er 170 inzendingen waren, maar alle genomineerden waren er (volgens mij) wel. De uitreiking ging nogal vlug, er werd een korte toelichting gegeven en degene die dan iets had gewonnen, kwam naar het podium, nam dat in ontvangst en tien seconden later ging het alweer over een volgend verhaal. Maar verder was het erg leuk, want ik heb de tweede prijs gewonnen. Het grappige was dat ik van de genomineerden twee mensen kende: Linda Mulders, met wie ik op de middelbare school in de schoolkrantredactie heb gezeten, en Irma Uhlenbusch, die bij de Eindhovense Literatuur Stimuleringsprijs de derde prijs heeft gewonnen, en dat precies deze mensen ook in de prijzen vielen: Linda Mulders de eerste, Irma Uhlenbusch de derde. Ik ben dus erg tevreden met de uitslag, niet alleen omdat ik hen ken, maar ook omdat het goede verhalen waren. Het mocht dan een Rotterdamse wedstrijd zijn, maar alle prijzen gingen naar (van oorsprong) Brabanders.

Met dit verhaal won ik de tweede prijs:

Knuffel

Mevrouw De Beer was ervan overtuigd dat ze zwanger was van een kikker. Ik probeerde haar uit te leggen dat dit bijzonder onwaarschijnlijk was, omdat ze een ontzettend dikke buik had waar wel duizend kikkers in pasten, maar ik moest toegeven dat haar man inderdaad opvallend uitpuilende ogen had en een groene huidskleur. Eerder had ze hem nog lovend een kleurrijk persoon genoemd, maar dat was voordat ze had nagedacht over hoe haar kind eruit zou komen te zien. ‘Het wordt een reusachtige kikker, ik weet het zeker!’, zei ze. Ze was zo in paniek dat ze niet eens merkte dat ze Loeloe aanstootte, die een meter verderop roerloos bleef liggen. Ik vergaf het haar, ze had een goede reden om in paniek te zijn. Het was geen pretje om een reusachtige kikker in je buik mee te dragen.

In sprookjes veranderen kikkers na een kus van een mooie vrouw in een prins, maar het leek wel alsof meneer Groen na de kus van mevrouw De Beer van een prins in een kikker was veranderd. We hadden de driehoekjes rond zijn hals altijd als een adellijke kraag beschouwd, maar nu bevreemdde het ons dat meneer Groen verder geen kleding droeg. Ook konden we ons niet herinneren of zijn vingers altijd al zo lang en dun waren geweest. Ik besloot meneer Groen even apart te nemen. Eerst wilde ik naar de keuken gaan, maar daar was mijn moeder aardappels aan het schillen. ‘Wil je Kermit even weghalen?’, vroeg ze. ‘Straks verander ik hem per ongeluk in hutspot.’
Ik begrijp niet waarom mijn moeder meneer Groen altijd Kermit noemt. Ze denkt zeker dat dat zijn voornaam is, maar knuffels hebben helemaal geen voornaam. En als ze wel een voornaam hebben, dan hebben ze geen achternaam. Hoewel het me onwaarschijnlijk leek dat mijn moeder meneer Groen in hutspot zou veranderen, ging ik toch maar naar mijn kamer. Ik zette meneer Groen op mijn bed. Het was lastig om hem te laten zitten, zijn lange benen bewogen telkens de verkeerde kant op. ‘Nu moet u eens goed naar me luisteren, meneer Groen’, begon ik. ‘Het is niet eerlijk wat u gedaan hebt. Als een vrouw verliefd wordt, moet u eerst uw ware gedaante tonen en haar dan pas zwanger maken. U bent onaardig geweest, u hebt haar betoverd.’
Meneer Groen keek me met grote ogen aan en zweeg. Toen hij nog een prins was, praatte hij honderduit, maar misschien kunnen kikkers niet praten.
‘U moet mevrouw De Beer uw excuses aanbieden en haar helpen met de verzorging van haar kind.’
Even dacht ik dat hij met zijn hoofd schudde. De eeuwige glimlach rond zijn mond verried niets van zijn gedachten, dus voor de zekerheid voegde ik er nog aan toe: ‘Het kan me niet schelen dat uw kind minstens drie keer groter wordt dan u. Mevrouw De Beer is ook veel groter en daar hebt u nooit problemen mee gehad.’
Meneer Groen zakte opzij. Ik probeerde hem weer overeind te zetten, maar de waarheid was waarschijnlijk te zwaar voor hem, want hij bleef maar omvallen.

Tijdens het avondeten gluurde mijn vader steeds van mijn moeder naar Loeloe, die op de stoel naast me zat. Mijn moeder was druk bezig met haar juskuiltje en deed net alsof ze zijn blikken niet opmerkte. Ik deed juist alsof ik zijn blikken wel zag en bleef mijn vader aanstaren, totdat hij eindelijk ook een keer naar mij keek.
‘Moet dat schaap nu per se bij ons aan tafel zitten?’, vroeg hij. Mijn moeder begon luid te zuchten, alsof we dit onderwerp al talloze malen besproken hadden. Waarschijnlijk was dat ook zo, alleen was ik daar niet bij geweest. ‘Ik heb gewoon geen zin om de hele tijd tegen dat vieze beest aan te kijken.’
‘Loeloe is geen vies beest!’, riep ik. ‘Je mag haar niet zo beledigen.’
‘Ja, bied je excuses aan’, zei mijn moeder. ‘Kijk nou, Loeloe ziet er helemaal verdrietig uit.’
Inderdaad hingen haar oortjes zielig naar beneden. Loeloe had geen goede dag vandaag, eerst werd ze door mevrouw De Beer door de kamer gesmeten en nu begon mijn vader haar uit te schelden.
‘Ach mens, doe normaal’, snauwde mijn vader. Met een ruk stond hij op. Zijn mes kletterde op de grond. Snel dook ik onder tafel om het op te pakken. ‘Je moet er ook niet zo in meegaan. Als jij de hele tijd doet alsof die knuffels leven, leert ze nooit dat ze te oud is voor die dingen.’
‘Ze is er nog helemaal niet te oud voor, maar jij bent gewoon een verbitterde fantasieloze man.’
Ik hoorde hoe mijn vader met grote stappen wegliep. Toen hij de deur dichtsloeg, rinkelden de glazen. Ik vond het mes naast de tafelpoot. Er zat een haar op die waarschijnlijk van mevrouw De Beer afkomstig was. Het liefst wilde ik onder tafel blijven zitten, maar ik had nog steeds honger, dus ging ik weer op mijn stoel zitten. Mijn moeder staarde naar haar bord. Het juskuiltje was mislukt, waardoor er ook jus bij het vlees gekomen was. Ik wist dat mijn moeder daar niet van hield.
‘Je weet toch dat het niet jouw schuld is, hè?’, vroeg mijn moeder.
Dat wist ik.

Na het eten organiseerde ik een theepartijtje voor iedereen. Ik zorgde ervoor dat meneer Groen naast mevrouw De Beer zat, zodat hij zijn excuses kon aanbieden. Net toen het feestje echt leuk begon te worden en iedereen ging dansen, moest ik naar bed. Ik treuzelde extra lang met het tandenpoetsen, net zolang tot ik de voordeur hoorde. Even later kwam mijn vader naar boven. Hij ging op mijn bed zitten en gaf me een knuffel.
‘Het spijt me dat ik Loeloe een vies beest heb genoemd’, zei hij. ‘Vind je het goed om met haar van plaats te wisselen, zodat jij voortaan tegenover me zit?’
Ik knikte.

Voordat ik in slaap viel, controleerde ik of iedereen kon ademhalen. Meneer Groen glimlachte nog steeds.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten