vrijdag 27 november 2009

De omslag

Het lastige aan een blog is dat je er de beste teksten van jezelf op wilt zetten, maar ook weer niet, omdat je die dan niet meer mag gebruiken voor wedstrijden en publicaties. Ik ben niet in staat om zoveel geniale verhalen en gedichten te produceren dat ik ze overal kan rondstrooien. Geniale dingen zijn sowieso schaars (bij mij, maar zeker ook in het algemeen). Hier dan toch een verhaal, ook te lezen op www.ikvertel.nl

De omslag

Loes was lelijk, maar dat maakte haar niet minder menselijk. Ze kon er niets aan doen dat ze zo lelijk was, al had ze misschien vaker naar de kapper kunnen gaan en modieuzere kleding kunnen dragen. Als mooie meisjes weinig aandacht aan hun uiterlijk besteden, zeggen mensen dat ze een verborgen schoonheid is, maar voor meisjes als Loes zijn ze bitterhard. Loes vond het vreselijk dat ze er zo uitzag, maar ze wilde liever de maatschappij veranderen dan zichzelf. Ze was ervan overtuigd dat knappe mensen gelukkiger waren, en dat is natuurlijk ook zo. Als je zulk pluizig haar had en ogen die je eerder bij een varken zou verwachten dan bij een mens, had je al direct een achterstand die je nooit meer goed kon maken. Aan de andere kant had Loes een voorsprong op een groot deel van de wereldbevolking doordat ze in Nederland geboren was. Soms probeerde ze dat een troost te laten zijn, maar meestal werd ze alleen maar triest van de gedachte dat andere mensen er blijkbaar nog erger aan toe waren. Ze vroeg zich af of kinderen in Afrika ook gepest werden als hun neus een tikkeltje scheef stond. Waarschijnlijk wel. En zij had tenminste altijd voldoende te eten gehad. Behalve die keer toen haar moeder er op zondag achterkwam dat ze was vergeten boodschappen te doen. De dichtstbijzijnde benzinepomp was te ver van hun huis vandaan om erheen te fietsen en haar moeder had geen rijbewijs. Ze smeekte haar echtgenoot om er even met de auto heen te rijden, maar hij weigerde. Zelf durfde ze niet naar de buren om wat brood te lenen, zodat ze uiteindelijk het kapje dat ze buiten voor de vogels had gestrooid weer bijeen raapte en over drie bordjes verdeelde. Dat was in de tijd dat koopzondag nog maar een keer in de maand was. ’s Avonds was Loes voor het eerst in haar leven naar een snackbar geweest.

Nu was ze achttien en van een lelijk eendje veranderd in een onopvallende gans. Zelfs zo onopvallend dat ze niet werd opgemerkt door de auto die haar afsneed, waardoor zij op de grond smakte. Of misschien had de automobilist haar wel gezien, maar vond hij het niet nodig om te stoppen. Hij had het meisje immers niet aangereden, ze had zelf zo hard in haar remmen geknepen dat ze met fiets en al over de kop vloog. Dat hij daarvan de oorzaak was, deed er niet toe. Loes was woedend. Ze sprong op en krijste: ‘Hij stopt niet eens, hij stopt niet eens!’ Tegelijkertijd klopte ze haar broek af. Het was een nieuwe broek en nu zat er een vlek in. Dat maakte haar nog kwader. Pas toen er een man naar haar toekwam om te vragen of het wel ging, merkte ze dat het helemaal niet ging. Haar mond voelde aan alsof iemand er een tennisbal tegenaan had geslagen. ‘Mijn mond’, zei ze en ze proefde aarde en bloed. Het liefst wilde ze op de grond spugen, maar dat zou de man die haar juist zo vriendelijk behandelde vast afstotelijk vinden. Op dat moment was Loes er nog niet van op de hoogte dat ze er sowieso afstotelijk uitzag. Dat zag ze pas toen ze een uur later in de spiegel keek. Drie tanden waren afgebroken en haar neus stond nog schever dan daarvoor. Haar lip was een bloederige massa en haar kin was afgeschaafd. Dat haar mond zeer deed, had ze al gemerkt, maar nu ging de rest van haar lijf mee doen. Zodra ze naar een lichaamsdeel keek en de schade zag, begon het de gepaste pijn te produceren. Loes voelde zich als een mislukte toverfee die dingen in goud kon veranderen door ze aan te raken. Alleen toverde zij pijn tevoorschijn, in plaats van goud. ‘Het doet pijn’, zei ze en haar moeder knikte ernstig en haalde een washandje voor haar.
‘Gelukkig heb je niets gebroken’, zei haar moeder. ‘Behalve je tanden dan. Het had veel erger kunnen zijn.’
Loes vond het zo al erg genoeg.

De volgende dag moest ze een verjaardagscadeau kopen voor haar moeder, die een dag later jarig was. Ze was niet zo erg gewond dat ze niet de stad in kon, dus haar moeder zou het absoluut niet accepteren als ze op haar verjaardag zonder cadeau aan kwam zetten. Bovendien had ze al weken daarvoor haar wensen kenbaar gemaakt, dus het was Loes’ eigen schuld dat ze nu nog iets moest kopen. Loes hield er niet zo van om in de stad rond te lopen. Ze was zich altijd pijnlijk bewust van de blikken die jongens naar sommige meisjes uitzonden. Wellustige blikken, die van het gezicht over het hele lichaam van het desbetreffende meisje gleden. Naar Loes werd nooit gekeken, maar zij keek wel. Ja, ze had zich natuurlijk kunnen beperken tot de etalages en lantaarnpalen, maar de jongens vond ze mooier. Ze wist best dat die jongens haar niet opmerkten, maar ze kon het niet laten om af en toe weg te dromen. Het was niet eens zo dat ze haar negeerden, want negeren doe je bewust. Jongens deelden haar gewoon automatisch in bij de groep ‘niet-interessant’, samen met de kleine kinderen en bejaarden vanaf een jaar of veertig. Er was een periode geweest dat ze zich hier erg druk om maakte, maar inmiddels had ze geleerd om te accepteren dat naar de stad gaan voor haar puur betekende inkopen doen. Daar kwamen verder geen sociale vaardigheden aan te pas. Het was dan ook een schok voor Loes om te merken dat ze vandaag ineens wél volop aandacht kreeg. Niet alleen jongens staarden haar aan, ook duffe huisvrouwen die naar de Hema gingen om nieuw ondergoed te kopen en mannen die onderweg waren naar een lunchafspraak konden hun ogen niet van haar afhouden. Een klein meisje zei: ‘Mama, wat heeft die mevrouw…?’ en werd ruw uit haar blikveld weggetrokken. Zij was de enige die wat vroeg, de rest staarde alleen. Het duurde even voordat Loes doorkreeg dat afstotelijk zijn in een geheel andere categorie valt dan lelijk zijn. Er zijn heel veel mensen lelijk. Al die mensen maken zich voortdurend zorgen dat hun haar niet genoeg glanst en dat ze een pukkel hebben op hun wang, maar niemand kijkt naar hen. Lelijke mensen vallen niet op. Afstotelijke mensen wel. Bij hen valt er niets te redden, ook als ze vaker naar de kapper zouden gaan en modetijdschriften zouden lezen, blijven ze afstotelijk. Tenzij die afstotelijkheid iets tijdelijks is, zoals een gruwelijke wond. Loes begreep dit alles en glimlachte naar de starende mensen. Dat deed zeer, maar dat gaf niets. Zolang ze afstotelijk was, was ze zichtbaar.

Misschien was het daarom niet zo verwonderlijk wat Loes die avond deed. Mensen willen nu eenmaal zichtbaar zijn, vanwege hun sociale karakter. Natuurlijk kun je dat sociale karakter ontkennen door in je kamer te blijven zitten en stripboeken te lezen, wat ze eerst had geprobeerd, maar op de lange termijn werd niemand daar gelukkig van. Loes had ontdekt dat ze er gelukkig van werd als ze werd gezien. Ze sloeg zo hard met haar hoofd tegen haar kamerdeur dat ze zeker wist dat haar neus nooit meer recht zou komen te staan. Voor de eerste keer in haar leven had ze het heft in eigen hand genomen en zichzelf veranderd. Eindelijk was ze niet meer lelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten